In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, wiens rijbewijs ongeldig was verklaard, in beroep ging tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het primaire besluit, genomen op 1 mei 2020, verklaarde het rijbewijs van eiser ongeldig, omdat hij niet was verschenen op een afspraak voor een drugsgebruikonderzoek op 28 maart 2020. Eiser stelde dat hij telefonisch was geïnformeerd dat deze afspraak was afgezegd vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser geen bewijs had geleverd voor zijn stelling, de bijzondere omstandigheden van de coronapandemie en de daarmee gepaard gaande onzekerheid en verwarring in de beginperiode van de lockdown in Nederland, in zijn voordeel moesten worden meegewogen. De rechtbank concludeerde dat eiser een geldige reden had voor zijn afwezigheid en dat het CBR ten onrechte het rijbewijs ongeldig had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het CBR op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd bepaald dat het CBR het griffierecht van € 178,- aan eiser moest vergoeden.