In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de afwijzing van aanvragen voor maatschappelijke opvang door de gemeente Amsterdam op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres, die sinds 2016 dakloos is, heeft meerdere aanvragen ingediend voor maatschappelijke opvang, maar deze zijn door de gemeente afgewezen op grond van de conclusie dat zij voldoende zelfredzaam is, met uitzondering van huisvesting. De rechtbank heeft de procedure en de besluiten van de gemeente uitvoerig besproken, waarbij de gemeente heeft gesteld dat nader onderzoek naar de zelfredzaamheid van eiseres noodzakelijk is om te bepalen welke ondersteuning zij nodig heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden opvang heeft gehad, maar dat deze is beëindigd omdat zij niet wilde meewerken aan de benodigde screening. De gemeente heeft in haar besluiten herhaaldelijk aangegeven dat eiseres niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang, omdat zij op meerdere levensgebieden voldoende zelfredzaam is. Eiseres heeft echter betoogd dat zij niet zelfredzaam is en dat de gemeente haar ten onrechte als zodanig heeft beoordeeld.
Tijdens de zitting is besproken dat eiseres bereid is om mee te werken aan gesprekken met de gemeente, maar niet aan een verplichte psychiatrische screening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemeente voldoende onderzoek heeft gedaan naar de zelfredzaamheid van eiseres en dat de afwijzing van de aanvragen terecht is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft opgemerkt dat de mensenrechtenverdragen alleen recht geven op noodopvang als humanitaire ondergrens, en dat eiseres daar gebruik van maakt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.