ECLI:NL:RBAMS:2021:4416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2426
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen herziening bijstandsuitkering en terugvordering van te veel ontvangen bijstand

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Amsterdam, bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het primaire besluit, genomen op 3 september 2020, hield in dat de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 2 maart 2020 tot en met 31 juli 2020 werd herzien, waarbij een bedrag van € 5.090,06 aan te veel ontvangen bijstand werd teruggevorderd. Eiser heeft op 9 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiser stelde dat hij telefonisch contact had gehad met zijn casemanager, waarbij hij zijn bezwaren had geuit, en dat deze aantekeningen had gemaakt. Echter, het college had geen bewijs van deze communicatie en stelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend.

De rechtbank Amsterdam heeft de zaak behandeld zonder zitting, met toestemming van beide partijen. In de beoordeling werd vastgesteld dat eiser niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke weergave van mondelinge bezwaren onder bepaalde omstandigheden als een (voorlopig) bezwaarschrift kan worden aangemerkt, maar in dit geval was er geen bewijs dat eiser tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Dondorp, in aanwezigheid van griffier E.H. Kalse-Spoon, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2426

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 3 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) herzien en een bedrag aan te veel ontvangen bijstand teruggevorderd.
Met het besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 12 augustus 2021 op de stukken en het verweerschrift gereageerd.
De rechtbank doet met toestemming van partijen [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Onderwerp van deze procedure
Eiser ontving een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Met het primaire besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 2 maart 2020 tot en met 31 juli 2020 herzien en een bedrag van € 5.090,06 aan te veel ontvangen bijstand teruggevorderd. Eiser heeft op 9 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bezwaarschrift stelt eiser dat hij na ontvangst van het besluit telefonisch contact heeft opgenomen met verweerder, namelijk zijn consulent/casemanager, en dat hij in dat gesprek heeft aangegeven het niet eens te zijn met het primaire besluit. De casemanager heeft toen volgens eiser een aantekening gemaakt en excuses aangeboden. De aantekening in het systeem van verweerder dient volgens eiser aangemerkt te worden als bezwaar tegen het primaire besluit.
Verweerder heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de bezwaartermijn van zes weken is ingediend. Van redenen die te late indiening van het bezwaar rechtvaardigen is niet gebleken. Uit het systeem van verweerder is een contactnotitie zoals die waarop eiser zich beroept niet geregistreerd. Enkel telefonisch aangeven dat hij zich niet kan verenigen met het bestreden besluit kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als daadwerkelijk indienen van bezwaar tegen het bestreden besluit.
Eiser heeft in beroep herhaald dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met mevrouw [verweerster] van de gemeente en haar heeft aangegeven het niet eens te zijn met het primaire besluit. Blijkbaar is dit niet als zodanig opgenomen in het systeem. Eiser heeft daaraan toegevoegd dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Eiser kon uiterlijk op 15 oktober 2020 bezwaar maken tegen het primaire besluit. Eiser heeft op 9 februari 2021 schriftelijk bezwaar gemaakt.
4.2.
Uit artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat uitsluitend schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] is de schriftelijke weergave van mondeling kenbaar gemaakte bezwaren onder omstandigheden aan te merken als (voorlopig) bezwaarschrift.
4.3.
Eiser heeft zijn stelling dat hij contact heeft opgenomen met mevrouw [verweerster] van de gemeente niet onderbouwd. Verweerder heeft een overzicht van contacten en notities over de periode van 1 september 2020 tot en met 28 februari 2021 overgelegd. De rechtbank stelt vast dat uit deze notities volgt dat eiser in de bezwaartermijn geen telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van verweerder zoals waar hij zich op beroept. Eiser heeft op 7 september, 26 oktober, 2 november en 9 december 2020 telefonisch contact gehad, maar in geen van deze notities staat dat eiser aangeeft dat hij het met het primaire besluit niet eens is. Wel volgt uit de notitie van 14 januari 2021 dat eiser het niet eens is met de boete die hem met het besluit van 5 januari 2021 is opgelegd en uit de notitie van 18 januari 2021 dat eiser het niet eens is met het bedrag wat hij moet terugbetalen en dat hij bezwaar gaat indienen. Voor zover deze notitie al aan te merken zou zijn als (voorlopig) bezwaarschrift, heeft dit gesprek plaatsgevonden na afloop van de bezwaartermijn.
4.4.
Dit betekent dat eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt.
4.5.
Gelet op hetgeen in bezwaar is aangevoerd en de overgelegde contactregistraties heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat over de tijdigheid van het bezwaar geen twijfel mogelijk was en dat dus sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het met deze uitspraak niet eens?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:95.