Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Amsterdam, bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het primaire besluit, genomen op 3 september 2020, hield in dat de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 2 maart 2020 tot en met 31 juli 2020 werd herzien, waarbij een bedrag van € 5.090,06 aan te veel ontvangen bijstand werd teruggevorderd. Eiser heeft op 9 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiser stelde dat hij telefonisch contact had gehad met zijn casemanager, waarbij hij zijn bezwaren had geuit, en dat deze aantekeningen had gemaakt. Echter, het college had geen bewijs van deze communicatie en stelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend.
De rechtbank Amsterdam heeft de zaak behandeld zonder zitting, met toestemming van beide partijen. In de beoordeling werd vastgesteld dat eiser niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke weergave van mondelinge bezwaren onder bepaalde omstandigheden als een (voorlopig) bezwaarschrift kan worden aangemerkt, maar in dit geval was er geen bewijs dat eiser tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Dondorp, in aanwezigheid van griffier E.H. Kalse-Spoon, en werd openbaar uitgesproken.