ECLI:NL:RBAMS:2021:4414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
13/845098-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke leidinggeven aan opzettelijk onjuiste aangiften loonbelasting door een rechtspersoon

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk indienen van onjuiste maandaangiften loonbelasting door een rechtspersoon, [naam bv]. De verdachte, geboren te [plaats] op [geboortedatum], was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv] en heeft tussen 2013 en 2016 opzettelijk onjuiste aangiften ingediend, waardoor de fiscus voor een bedrag van € 682.433,- is benadeeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.J.B. Rijser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het indienen van onjuiste aangiften, die zijn ingediend door adviseur [naam adviseur]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845098-15 (Promis)
Datum uitspraak: 20 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 augustus 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. O.J.M. van der Bijl en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.J.B. Rijser naar voren hebben gebracht.
De zaak is tegelijk behandeld met de zaak tegen [naam bv] (13/845099-19). De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige maandaangiften loonbelasting van [naam bv] (hierna [naam bv] ) over de jaren 2013 tot en met 2016, welk feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte opzettelijk onjuiste maandaangiften loonbelasting heeft laten indienen. Omdat verdachte bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bv] was, is sprake van feitelijke leidinggeven.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte vanuit zijn rol als enig aandeelhouder en bestuurder verantwoordelijk is voor de aangiften die in namens [naam bv] zijn gedaan. Ondanks dat verdachte anders heeft verklaard over de wijze waarop de onjuiste maandaangiften loonbelasting tot stand zijn gekomen, maakt dat niet dat geen sprake is van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Tussen 27 februari 2013 en 1 februari 2018 zijn (correctie) aangiften loonheffing van [naam bv] elektronisch binnengekomen bij de Belastingdienst. Het gaat om aangiften over de volgende maanden:
2013: januari tot en met december [2]
2014: januari tot en met december [3]
2015: januari tot en met december [4]
2016: januari tot en met december [5]
De maandaangiften loonbelasting zijn namens [naam bv] ingediend door adviseur [naam adviseur] , op basis van gegevens die hij van [verdachte] kreeg. [6] De informatie van [verdachte] aan [naam adviseur] werd onder meer verstrekt via e-mail. [7] [verdachte] was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv] . [8] De loonstroken die de (oud)medewerkers hebben ontvangen zijn opgemaakt door [verdachte] . [9] Tussen de inbeslaggenomen loonstroken van oud-werknemers van [naam bv] en de in de aangiften genoemde loongegevens zitten verschillen. [10] In het rapport boekenonderzoek van de Belastingdienst staat dat in de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016 meer nettoloon is uitbetaald dan uit de loonadministratie blijkt. [11] De Belastingdienst concludeert op basis van alle gegeven dat alle maandaangiften in de jaren 2013 tot en met 2016 onjuist zijn ingediend waardoor de fiscus voor € 682.433,- is benadeeld. [12]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het laten doen van onjuiste maandaangiften loonbelasting van [naam bv] over alle maanden in de jaren 2013 tot en met 2016.
Strafbaarheid van de rechtspersoon
Een rechtspersoon kan een strafbaar feit begaan als de verboden gedraging aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het indienen van onjuiste aangiften loonbelasting kan worden toegerekend aan [naam bv] omdat deze gedragingen, verricht door [naam adviseur] , in de sfeer van de rechtspersoon gebeurden en passen in de normale bedrijfsvoering van de B.V. De rechtbank vindt dus bewezen dat de onjuiste aangiften opzettelijk door [naam bv] zijn ingediend.
Feitelijke leidinggeven
Verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv] . Hij heeft de loonstroken van de werknemers opgemaakt en de informatie voor de aangiften loonbelasting aan [naam adviseur] doorgegeven en [naam adviseur] opdracht gegeven de aangiften te doen. [naam adviseur] heeft met die informatie de aangiften loonbelasting ingediend bij de Belastingdienst. Gelet hierop heeft verdachte aan het opzettelijk doen van onjuiste aangifte feitelijke leiding gegeven.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in 3.3 bewezen dat
[naam bv] in de periode van 27 februari 2013 tot en met 1 februari 2018 in Nederland, opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de loonheffing ten name van [naam bv] over de tijdvakken:
2013: januari tot en met december,
2014: januari tot en met december,
2015: januari tot en met december en
2016: januari tot en met december,
onjuist heeft gedaan, immers heeft [naam bv] op de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan loon/te betalen loonheffingen opgegeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen

5.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd, het nadeel voor de werknemers van [naam bv] , de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het oriëntatiepunt fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een taakstraf op te leggen. Bij de strafoplegging moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten zijn gepleegd.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door als feitelijke leidinggevende opzettelijk onjuiste maandaangiften loonbelasting te laten indienen. Hierdoor is ruim zes ton te weinig belasting geheven. Verdachte heeft met zijn handelen de schatkist en daarmee de maatschappij benadeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen waarop het systeem van belastingheffing is gebaseerd. Daarnaast heeft hij meerdere werknemers van zijn bedrijf benadeeld. Door de onjuiste aangiften loonbelasting hebben zij problemen gekregen met de Belastingdienst en het UWV vanwege gaten in hun arbeidsverleden en hebben zij het risico van naheffingen voor de inkomstenbelasting gelopen.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken voor straftoemeting in fraudezaken hebben vastgesteld. Voor een benadelingsbedrag van € 500.000 - € 1.000.000 geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden. Het benadelingsbedrag in deze zaak valt aan de onderkant van deze categorie. In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen dat de feiten een tijd geleden gepleegd zijn, in de periode 2013-2016. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
- 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Huber en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 augustus 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier, volgens de in dat dossier toegepaste codering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verwijzingen met de code DOC zijn geschriften. De paginanummers zijn steeds de doorgenummerde pagina’s in het dossier.
2.DOC-010, p. 5-23
3.DOC-010, p. 24-37
4.DOC-010, p. 38-51
5.DOC-010, p. 52-66
6.V-003-01, p. 35-36 & p. 39
7.DOC-015, p. 400; DOC-020, p. 409; DOC-025, p. 422; DOC-026, p. 423; DOC-057, p. 514-515
8.DOC-002, p. 281
9.G-010-01, p. 137
10.AMB-009, p. 177-181; DOC-019, p. 407-408; DOC-021, p. 410-416; G-001-01, p. 73
11.DOC-001a, p. 273-277
12.DOC-058, p. 516-520