In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de Vereniging van Eigenaren (VvE) tegen ABN AMRO Bank N.V. De VvE had op 7 juli 2021 een dagvaarding uitgebracht, maar de betekening daarvan vond plaats aan een filiaal van de bank in Rotterdam, terwijl de bank statutair gevestigd is in Amsterdam. Tijdens de zitting op 20 juli 2021 heeft de advocaat van de VvE, mr. M.C. de Jong, toegelicht dat de bank na betekening contact met hem heeft opgenomen en excuses heeft aangeboden voor de gang van zaken. De zaak werd pro forma aangehouden in afwachting van verdere acties van de bank.
Op 29 juli 2021 heeft de advocaat van de VvE meegedeeld dat de bank het gevorderde had nagekomen en dat hij alleen nog een vonnis wenste met een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vraag behandeld of de betekening van de dagvaarding aan het filiaal in Rotterdam een betekeningsgebrek oplevert. De voorzieningenrechter oordeelt dat de betekening aan een filiaal niet voldoet aan de eisen van artikel 50 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de dagvaarding had moeten worden betekend aan het hoofdkantoor van de bank.
Desondanks oordeelt de voorzieningenrechter dat, hoewel de dagvaarding niet op de juiste wijze is betekend, het verstek kan worden verleend omdat de bank na betekening actie heeft ondernomen en aan het gevorderde heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft de bank in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.442,21. Het vonnis is op 17 augustus 2021 uitgesproken door mr. R.A. Dudok van Heel, met mr. G.H. Felix als griffier.