ECLI:NL:RBAMS:2021:4354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
13-070590-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met vrijspraak voor tweede diefstal

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, voor het plegen van een diefstal met geweld van een Rolex horloge op 4 december 2020. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede diefstal in vereniging, omdat er onvoldoende bewijs was. Tijdens de zittingen op 10 juni en 5 augustus 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kon worden, op basis van de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben ingesloten en geweld hebben gebruikt om het horloge te stelen. Voor de tweede diefstal was er echter onvoldoende bewijs, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partij beoordeeld, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-070590-21 (Promis)
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 juni 2021 en 5 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.R. Nahar naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:
diefstal met geweld in vereniging gepleegd van een Rolex (Oyster Cosmograph Daytona) horloge toebehorende aan [naam 1] op 4 december 2020 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als heling van voornoemd horloge;
Feit 2:
diefstal met geweld gepleegd van een Rolex (Spider Web) horloge toebehorende aan
[naam 2] op 11 december 2020 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als heling van voornoemd horloge.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen, gelet op de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte. De officier van justitie acht de geweldshandelingen bewezen, nu de verdachte en de medeverdachten het slachtoffer hebben vastgepakt en schopbewegingen hebben gemaakt in de richting van het slachtoffer.
Feit 2:
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak, omdat daarvoor onvoldoende wettig bewijs is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte kan worden veroordeeld voor een diefstal in vereniging. De raadsvrouw verzoekt de verdachte partieel vrij te spreken van het geweldselement. De verdachte en zijn medeverdachten hebben geen geweld gebruikt bij de diefstal.
Feit 2:
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De verdachte ontkent enige betrokkenheid hierbij, zijn telefoon straalt niet uit op de plek van het misdrijf en de camerabeelden zijn onscherp waardoor er geen specifieke en onderscheidende gezichtskenmerken zijn te onderscheiden waarop een herkenning kan plaatsvinden. De opzetheling kan evenmin worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat de diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van de aangifte van [naam 1] en de bekennende verklaring van de verdachte wordt vastgesteld dat hij samen met zijn medeverdachten de diefstal heeft gepleegd waarbij een horloge is weggenomen. De verdachte heeft tevens bekend dat hij degene is die – na toepassing van de zogenaamde ‘voetbaltruc’ – het horloge van de pols van aangever heeft gepakt. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog dat dit zonder geweld is gebeurd. De rechtbank stelt op basis van de aangifte vast dat aangever werd benaderd door drie jongens en uit balans raakte toen de verdachte zijn been tussen de benen van aangever deed. Terwijl aangever vervolgens wegloopt, voelt hij dat de jongens tegen hem aan duwen. In het proces-verbaal van bevindingen met de beschrijving van de camerabeelden staat daarnaast dat de pols van aangever wordt vastgepakt en de verdachte schoppende bewegingen maakt in de richting van het slachtoffer. Vervolgens pakt de verdachte de pols van aangever weer beet en is te zien dat de verdachte met beide handen een stuk grover met de pols van aangever beweegt. Wanneer de jongens wegrennen ziet aangever dat zijn Rolex horloge met stalen band mist en dat hij verwondingen aan zijn hand heeft. Later voelt hij ook pijn aan deze hand. Een foto van zijn hand is aangehecht aan de aangifte. De rechtbank is – gelet op het vorenstaande – van oordeel dat de diefstal in vereniging is voorafgegaan en vergezeld van geweldshandelingen.
Feit 2: vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook in dit geval is aangifte gedaan van diefstal met geweld van een duur horloge. In dit geval is de diefstal niet door middel van een voetbaltruc gepleegd, maar door één man die aangever verschillende vuistslagen heeft gegeven. Er zitten camerabeelden in het dossier waar drie mannen op zijn te zien. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen beelden van de diefstal zelf bevinden. Er zijn op basis van het procesdossier sterke aanwijzingen dat de verdachte één van die drie mannen op de camerabeelden is, maar niet kan worden vastgesteld welke van de drie mannen de diefstal zou hebben gepleegd. Uit de aangifte kan evenmin worden afgeleid dat de diefstal door de drie mannen
gezamenlijkis gepleegd. Uit het procesdossier blijkt dat de verdachte op de dag van de diefstal wel heeft gezocht naar een type horloge dat overeenkomt met het weggenomen horloge, maar ook dit is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte betrokken is geweest bij het plegen van de diefstal met geweld. Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is voor het ten laste gelegde. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat opzet- of schuldheling evenmin bewezen kan worden verklaard. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte op of omstreeks datum in de tenlastelegging vermeld een door misdrijf verkregen goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
1.
op 4 december 2020 te Amsterdam op of aan de openbare weg de Nieuwe Doelenstraat tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (Oyster Cosmograph Daytona), toebehorende aan
[naam 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [naam 1] hebben ingesloten en
- hebben geprobeerd die [naam 1] ten val te brengen en
- ( meermalen) schoppende bewegingen in de richting van die [naam 1] hebben gemaakt en
- de linkerarm van die [naam 1] hebben vastgepakt en
- bovengenoemd horloge van de arm van die [naam 1] hebben getrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit om aan de verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. De vrouw van verdachte is zwanger en de verdachte wil terug naar zijn familie. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om het strafdeel van de periode die de voorlopige hechtenis overschrijdt geheel voorwaardelijk op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld in vereniging, waarbij het slachtoffer gewond is geraakt aan zijn hand. De verdachte heeft met het plegen van dit feit op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de impact van zijn handelen op het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten een grote impact op slachtoffers kunnen hebben. Bovendien zorgen dit soort feiten in meer algemene zin voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 30 april 2021. Hieruit volgt dat de verdachte op 14 december 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor eveneens een diefstal in vereniging.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor een straatroof met licht geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat het feit in georganiseerd verband is gepleegd en de verdachte en zijn medeverdachten op professionele wijze te werk zijn gegaan.
Gelet op de ernst van het feit en het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.

8.De vorderingen van de benadeelde partij

[naam 1] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en hij heeft twee vorderingen tot schadevergoeding ingediend. In de eerste vordering van 27 april 2021 vordert de benadeelde partij een materiële schadevergoeding van € 1.100.000,00. In de tweede vordering van 12 mei 2021 vordert de benadeelde partij € 200.000,00 aan materiële schade en € 50.000,00 aan immateriële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van 27 april 2021 niet toewijsbaar, omdat deze betrekking heeft op een ander incident en verzoekt de benadeelde partij ten aanzien van deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie acht de vordering van 12 mei 2021 toewijsbaar tot € 50.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie verzoekt de benadeelde partij voor het overige ten aanzien van de materiële schade en de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de verzoeken tot schadevergoeding niet ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de verzoeken tot schadevergoeding moeten worden afgewezen. De materiële schade is niet onderbouwd en ook de gestelde immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat niet blijkt dat aangever enig letsel heeft opgelopen of psychische schade heeft geleden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van 27 april 2021
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Vordering van 12 mei 2021
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering ten aanzien van de materiële en de immateriële schade niet is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
negen (9) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] in de vordering van 27 april 2021 niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] in de vordering van 12 mei 2021 niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2021.