Op 10 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Wuppertal in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 juni 2021 en de behandeling vond plaats op 27 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, die zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. Het EAB vermeldde een aanhoudingsbevel van 21 april 2021 en betrof een strafrechtelijk onderzoek naar een vermoedelijk strafbaar feit. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die waarborgden dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zou kunnen ondergaan indien hij in Duitsland werd veroordeeld.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW, zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.