ECLI:NL:RBAMS:2021:4330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/751564-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a OLW en bevel tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland

Op 17 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Hof van Beroep in Antwerpen, België, op 29 juni 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 en met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, was in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan nog 900 dagen moesten worden uitgezeten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 3 augustus 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot de veroordeling in België, maar dat hij wel op de hoogte was van de gevolgen van zijn afwezigheid. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon vertegenwoordigd was door een raadsman. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a OLW, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de in België opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751564-21
RK nummer: 21/2982
Datum uitspraak: 17 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 juni 2020 door
het Hof van Beroep van Antwerpen(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen
d.d. 19/2/2020 – C5 kamer, referentie 2019/PGA/499 (Griffienummer: C/291/20).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 30 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 900 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond van artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Volgens informatie van het EAB is de opgeëiste persoon niet in persoon verschenen op het proces maar is hij wel opgeroepen voor het proces per aangetekend schrijven van 23 oktober 2019 en is hij in kennis gesteld van de gevolgen indien hij niet verschijnt op het proces.
Daarnaast staat in het EAB vermeld dat hij op het proces is vertegenwoordigd door een raadsman van zijn keuze. In de brief van 7 juli 2021 van de Belgische uitvaardigende justitiële autoriteit wordt bevestigd dat voornoemd arrest in kracht van gewijsde is gegaan en dat de informatie in het EAB dat de opgeëiste persoon tijdens het proces is vertegenwoordigd door een gekozen raadsman betrekking heeft op het proces in hoger beroep.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12 OLW onder c. zich voordoet, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid

5.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit met betrekking tot de hennepkwekerij waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het dossier volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit met betrekking tot diefstal van elektriciteit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis aan hem opgelegde vrijheidsstraf worden geweigerd, indien de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in België
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf is opgelegd voor feiten die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en leveren op:
Medeplegen van opzettelijk van handelen in strijd met het in artikel 3, onder B Opiumwet, gegeven verbod
en
diefstal door middel van verbreking.
De rechtbank overweegt dat uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de in België opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt en dat de opgelegde sanctie naar zijn aard niet onverenigbaar is met het Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Hof van Beroep Antwerpen (België).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. bedoelde vrijheidsstraf in Nederland;
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] ;
BEVEELT op grond van artikel 27 lid 4 OLWde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.