ECLI:NL:RBAMS:2021:4328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/751587-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 17 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 24 juni 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Nederlandse inrichting. Tijdens de zitting op 3 augustus 2021 weigerde de opgeëiste persoon om deel te nemen aan het videoverhoor, maar de zitting ging door met de gemachtigde raadsman aanwezig.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon op 11 mei 2020 in Duitsland frauduleus coronahulp had aangevraagd, terwijl hij hier geen recht op had. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over het strafbare feit en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon, en dat de stukken genoegzaam waren voor de overlevering. De verdediging had aangevoerd dat de stukken niet genoegzaam waren, maar de rechtbank verwierp dit verweer.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank oordeelde ook dat de garantie van de Duitse autoriteiten voldoende was, zodat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zou kunnen ondergaan indien hij in Duitsland werd veroordeeld. De rechtbank besloot uiteindelijk om de overlevering toe te staan, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751587-21
RK nummer: 21/3573
Datum uitspraak: 17 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2021 door
De Voorzitster van het Kantongerecht van Kleve(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon mr. V.G. Kraal, advocaat te Amsterdam.
De opgeëiste persoon heeft geweigerd om naar de video verhoorruimte van de penitentiaire inrichting te komen. Het onderzoek ter zitting is, met toestemming van de gemachtigde raadsman, voortgezet zonder aanwezigheid van de opgeëiste persoon.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 13 april 2021 door het Kantongerecht Geldern (Duitsland) uitgevaardigd aanhoudingsbevel met dossiernummer 6 Gs 67/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Genoegzaamheid van de stukken

De raadsman heeft aangevoerd dat de stukken van het EAB niet genoegzaam zijn omdat niet duidelijk is hoe het feit is gepleegd. Bovendien is bij de vervolging van online fraude voorzichtigheid geboden, omdat vaak moeilijk vast te stellen wie de dader is. Primair verzoekt de raadsman de overlevering te weigeren en subsidiair om de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit het EAB onder e) en de e-mail van de Duitse autoriteit van 5 juli 2021 blijkt dat de opgeëiste persoon wordt verweten dat hij op 11 mei 2020 te [plaatsnaam] (Duitsland) via internet coronahulp heeft aangevraagd, terwijl hij hier geen recht op had. De opgeëiste persoon heeft in strijd met de waarheid gegevens verstrekt op grond waarvan hij een bedrag van 9.000,- euro aan coronahulp heeft ontvangen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, met de officier van justitie van oordeel dat het EAB een genoegzame omschrijving bevat van het strafbare feit en van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij dat feit. Het is hierdoor voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De omschrijving van het feit is verder zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en of de specialiteit voldoende is gewaarborgd. De omschrijving van het feit in het EAB voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam. Eventuele bewijsverweren komen in geval van overlevering pas aan de orde in de Duitse strafprocedure. De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde nadere informatie in te winnen.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, dient achterwege te blijven omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 8, te weten:
8. Fraude met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese gemeenschappen worden geschaad in de zin van de overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van e financiële belangen van de Europese gemeenschappen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Onschuldverweer

De rechtbank heeft hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd tevens opgevat als een onschuldverweer. Ter zitting is echter de onschuld van de opgeëiste persoon niet aanstonds komen vast te staan.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

7.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De officier van justitie te Kleve heeft op 1 juli 2021 de volgende garantie gegeven:
“Er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon] , in geval van een rechtsgeldige niet voorwaardelijke veroordeling tot een vrijheidsbenemende sanctie in de Bondsrepubliek Duitsland in aansluiting aan de Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar de Nederlanden terug zal worden gebracht.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Voorzitster van het Kantongerecht van Kleve(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.