Op 5 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 11 maart 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1987, wordt verdacht van betrokkenheid bij strafbare feiten, waaronder het opzetten van een cannabisplantage en vervalsing van documenten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 22 januari 2021, waarbij de officier van justitie en de advocaat van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat de terugkeergarantie van de Belgische autoriteiten voldoende is. De advocaat van de opgeëiste persoon had aangevoerd dat de terugkeergarantie niet voldeed aan de eisen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van de garantie te twijfelen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen beletsel vormen voor de overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan en de afgifte van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de Belgische autoriteiten te bevelen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.