ECLI:NL:RBAMS:2021:4307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
AMS 21/1496
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand in de vorm van een Canta

In deze zaak heeft verzoekster op 13 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen, een Canta. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 17 augustus 2020 afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 2 maart 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 maart 2021, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster beperkt mobiel is en een vervoersvoorziening nodig heeft voor alledaags vervoer. Verzoekster stelt dat een scootmobiel en aanvullend openbaar vervoer niet voldoende zijn, omdat zij door haar medische aandoeningen, waaronder reuma, niet in staat is om zich met deze middelen te verplaatsen bij slecht weer. Verzoekster heeft eerder meerdere keren een Canta aangevraagd, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen op basis van adviezen van het Indicatie Adviesbureau (IAB), die concludeerden dat er geen medische indicatie was voor een Canta.

Verzoekster heeft aangevoerd dat er nieuwe medische informatie is die niet in eerdere adviezen is betrokken, namelijk een brief van haar reumaconsulent. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat deze informatie al eerder was meegenomen in de adviezen van het IAB. Daarom heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft ook geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen, omdat verzoekster niet aanwezig was op de zitting en de gemachtigde met haar wil overleggen over het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, op 25 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/1496
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. E.E. Dekker),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 13 mei 2020 een aanvraag gedaan voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta).
Met het besluit van 17 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 maart 2021 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (AMS 21/1466) en heeft de verzoekster gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijzigt het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoekster is beperkt mobiel en heeft een vervoersvoorziening nodig voor alledaags vervoer zoals familie- en ziekenhuisbezoek en boodschappen. Er kan volgens haar niet worden volstaan met een vervoersvoorziening in de vorm van aanvullende openbaar vervoer (AOV) en een scootmobiel. Verzoekster zegt dat zij vanwege haar reuma kou, wind en regen niet kan verdragen. Daardoor kan zij zich met AOV en scootmobiel buitenshuis niet verplaatsen. Met een gesloten buitenwagen kan dat volgens haar wel. Om die reden heeft zij verweerder gevraagd om een vervoersvoorziening op grond van de Wmo in de vorm van een Canta.
2. Verzoekster heeft verweerder eerder een aantal malen vergeefs om een Canta gevraagd. Die aanvragen zijn telkens afgewezen. Deze besluiten zijn onherroepelijk. Bij die aanvragen heeft verweerder advies gevraagd aan het Indicatie Adviesbureau (IAB).
3. Verweerder heeft aan de huidige weigering van 17 augustus 2020 een advies van het IAB van 13 augustus 2020 ten grondslag gelegd. In dat advies concludeert de arts dat verzoekster geen medische beperkingen heeft die tot een contra-indicatie met buitenlucht zouden leiden. De indicatie voor een gesloten buitenwagen is daarom niet van toepassing. Een scootmobiel en AOV zijn een adequate oplossing, aldus het IAB. Verweerder stelt zich op grond hiervan op het standpunt dat deze vervoersvoorzieningen de goedkoopste adequate oplossing zijn en heeft die bij een afzonderlijk besluit toegekend. In het bestreden besluit heeft verweerder de weigering van een Canta gehandhaafd. In dat besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat het IAB advies is gebaseerd op onder meer van verzoekster verkregen informatie. Volgens verweerder is het IAB advies zorgvuldig tot stand gekomen.
4. Verzoekster betoogt dat sprake is van nieuwe medische informatie die bij eerdere adviezen niet bekend was en die niet in het advies van 13 augustus 2020 en in de besluitvorming is betrokken. Het gaat om een brief van 24 juli 2019 van de reumaconsulent van het Amsterdam UMC. De reumaconsulent schrijft daarin dat een scootmobiel geen oplossing is, omdat de klachten van verzoekster worden veroorzaakt door het Fenomeen van Raynaud en sclerodermie. Bij kou en temperatuurswisselingen krijgt verzoekster pijnaanvallen en krampen door samentrekking van bloedvaten en voeten. Zij kan daarom bij regen, wind en kou een stuur van een scootmobiel niet bedienen, aldus de consulente
5. De voorzieningenrechter constateert dat in het door arts [naam] opgemaakte IAB advies van 13 augustus 2020 is vermeld dat de beperkingen van verzoekster zijn vastgesteld door middel van de aangeleverde gegevens van de gemeente, informatie van verzoekster en observatie door de adviseur. In het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het eerdere door arts H. [naam 2] opgemaakte IAB advies van 5 september 2019. Dat advies is gebaseerd op onder meer informatie van verzoekster. Daarin concludeerde het IAB eveneens dat geen sprake is van een medische situatie waarvoor gesloten buitenvervoer noodzakelijk is.
6. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder naar voren gebracht dat hij bij arts [naam 2] heeft gevraagd of hij bekend was met de brief van de reumaconsulent van 24 juli 2020. In een mail van 23 maart 2021 liet de arts de gemachtigde weten dat deze brief hem bekend is, dat hij die tijdens het spreekuur zelf heeft ingescand en als document in het systeem heeft geplaatst. Deze informatie was en is voor hem geen aanleiding om anders over de beslissing te denken of van mening te veranderen. Verder schrijft hij dat [naam] de brief ook heeft kunnen inzien. De gemachtigde van verweerder heeft toegelicht dat met [naam] wordt bedoeld de arts [naam] . De gemachtigde van verweerder heeft deze mail na de zitting naar de rechtbank en de gemachtigde van verzoekster verzonden. Deze mail is bij de stukken gevoegd.
7. Gelet op deze mail staat voldoende vast dat de brief van de reumaconsulent is betrokken bij zowel de totstandkoming van het eerdere advies van 5 september 2019 als bij die van het advies dat aan de huidige weigering ten grondslag is gelegd. Dit betekent dat deze brief, anders dan verzoekster betoogt, geen nieuwe medische informatie oplevert die niet bij het huidige en het eerder advies is betrokken.
8. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding. Omdat de gemachtigde met verzoekster, die niet bij de zitting aanwezig was, wil overleggen over haar beroep, maakt heeft de voorzieningenrechter geen gebruik van de bevoegdheid om ook uitspraak op het beroep te doen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier, op 25 maart 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.