ECLI:NL:RBAMS:2021:4307
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand in de vorm van een Canta
In deze zaak heeft verzoekster op 13 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen, een Canta. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 17 augustus 2020 afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 2 maart 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 maart 2021, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster beperkt mobiel is en een vervoersvoorziening nodig heeft voor alledaags vervoer. Verzoekster stelt dat een scootmobiel en aanvullend openbaar vervoer niet voldoende zijn, omdat zij door haar medische aandoeningen, waaronder reuma, niet in staat is om zich met deze middelen te verplaatsen bij slecht weer. Verzoekster heeft eerder meerdere keren een Canta aangevraagd, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen op basis van adviezen van het Indicatie Adviesbureau (IAB), die concludeerden dat er geen medische indicatie was voor een Canta.
Verzoekster heeft aangevoerd dat er nieuwe medische informatie is die niet in eerdere adviezen is betrokken, namelijk een brief van haar reumaconsulent. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat deze informatie al eerder was meegenomen in de adviezen van het IAB. Daarom heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft ook geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen, omdat verzoekster niet aanwezig was op de zitting en de gemachtigde met haar wil overleggen over het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, op 25 maart 2021.