ECLI:NL:RBAMS:2021:4303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21_1434
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake buitengerechtelijke kosten en besluitvorming

In deze zaak heeft eiser op 9 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door het Centraal Justitieel Incassobureau. Eiser had eerder, op 30 april 2020, verzocht om betaling van proceskosten en had verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat verweerder op 3 februari 2021 de verschuldigde proceskosten volledig heeft betaald en dit aan eiser heeft medegedeeld. Hierdoor was verweerder niet gehouden om buitengerechtelijke kosten te betalen of daarover een besluit te nemen. De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiser om toekenning van buitengerechtelijke kosten niet kan worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

Aangezien de ingebrekestelling van eiser niet betrekking had op een aanvraag om een besluit, kan er geen beroep worden ingesteld op grond van artikel 6:12 van de Awb wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1434

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

( [gemachtigde eiser] ),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, namens deze, het Centraal Justitieel Incassobureau, verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Eiser heeft op 9 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser heeft verweerder op 30 april 2020 verzocht om verschuldigde proceskosten binnen een door eiser vastgestelde termijn aan hem uit te betalen. Hierbij heeft eiser meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling buitengerechtelijke kosten in rekening worden gebracht. Met de brief van 15 juni 2020 heeft eiser aan verweerder meegedeeld dat hij buitengerechtelijke kosten in rekening zou brengen. Eiser heeft verweerder hierbij verzocht om de buitengerechtelijke kosten bij afzonderlijk besluit vast te stellen. Met de brief van 20 augustus 2020 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissing op zijn verzoek. Met de brieven van 20 oktober en 11 december 2020 heeft eiser verzocht om de verschuldigde dwangsom bij besluit vast te stellen. Op 9 maart 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
4. Op grond van artikel 1:3 eerste lid van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een publiekrechtelijke rechtshandeling is een rechtshandeling waartoe een bestuursorgaan op grond van zijn publiekrechtelijke taken wettelijk gehouden is. Op grond van het derde lid van deze bepaling wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen.
5. Verweerder stelt dat hij de verschuldigde proceskosten op 3 februari 2021 volledig heeft betaald en dat dit bij brief van 17 september 2020 aan eiser is medegedeeld. Daarom bestond er geen aanleiding om de buitengerechtelijke incassokosten te betalen dan wel daar een aparte beslissing over te nemen. Dit standpunt wordt ondersteund uit de door verweerder overgelegde stukken. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op dit standpunt te reageren.
6. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verweerder niet gehouden was tot het betalen van buitengerechtelijke kosten. Verweerder was daarom ook niet gehouden hierover een besluit te nemen. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eiser om toekenning van buitengerechtelijke kosten daarom niet kan worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
7. Nu de ingebrekestelling van eiser niet ziet op een aanvraag om een besluit te nemen, kan tegen het uitblijven van een reactie daarop niet op grond van artikel 6:12 van de Awb wegens niet tijdig beslissen worden ingesteld.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb