ECLI:NL:RBAMS:2021:4302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21_1198
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbrekende ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Rachid, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar door Zilveren Kruis Zorgkantoor, vertegenwoordigd door mr. S. Gezer. Eiser heeft op 25 februari 2021 een beroep ingediend, nadat hij op 24 september 2020 bezwaar had gemaakt tegen de stopzetting van de toeslag meerzorg thuis per 5 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de ingebrekestelling van eiser, verzonden op 4 januari 2021, niet heeft ontvangen. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren dat de ingebrekestelling daadwerkelijk naar het juiste adres is verzonden. De rechtbank overweegt dat het aan de verzender is om aan te tonen dat de brief is verzonden, en dat de enkele stelling van verzending niet voldoende is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de rappelbrief van 6 november 2020 niet kan worden aangemerkt als ingebrekestelling, omdat eiser geen ontvangstbevestiging heeft overgelegd.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering, waardoor het beroep prematuur is. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

(gemachtigde: mr. N. Rachid)
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder.

(gemachtigde: mr. S. Gezer)

Procesverloop

Eiser heeft met de brief van 25 februari 2021, door de rechtbank ontvangen op
26 februari 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiser heeft met de brief van 24 september 2020 een bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van de toeslag meerzorg thuis met terugwerkende kracht per 5 maart 2020. Met de brief van 12 oktober 2020 heeft verweerder ontvangst van het bezwaarschrift op 7 oktober 2020 bevestigd. Met de brief van 6 november 2020 heeft eiser verweerder gerappelleerd te beslissen op het bezwaar. Met de brief van 4 januari 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Verweerder stelt de ingebrekestelling niet te hebben ontvangen.
4. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat als een geadresseerde stelt dat hij per reguliere post verzonden brief niet heeft ontvangen, het in beginsel aan de verzender is om aannemelijk te maken dat en wanneer de brief is verzonden. Eiser stelt dat hij de ingebrekestelling van 4 januari 2021 met postvervoerder Falk heeft verzonden. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een print van een verzending ingebracht. Uit dit stuk blijkt niet dat er sprake is van een aangetekende verzending, daarom gaat de rechtbank uit van een reguliere verzending. Uit de verzendprint kan de rechtbank opmaken dat een poststuk op
4 januari 2021 is verzonden. Uit de print blijkt niet naar welk adres het poststuk is verzonden. Eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij de ingebrekestelling op 4 januari 2021 naar het adres van verweerder heeft gezonden. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat de rappelbrief van 6 november 2020 aangemerkt kan worden als ingebrekestelling. Eiser heeft immers ook voor deze brief geen ontvangstbevestiging overgelegd, noch op andere wijze aannemelijk gemaakt dat deze brief is verzonden. De enkele stelling dat de brief is verzonden is onvoldoende om de verzending aannemelijk te maken.
5. Gezien het bovenstaande is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering omdat de ingebrekestelling ontbreekt en het beroep hierom prematuur is.
6. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb