ECLI:NL:RBAMS:2021:425

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
8972772 KK EXPL 21-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een sociale huurwoning wegens ernstige overlast door de huurder

In deze zaak vorderde Stichting Ymere, de verhuurder, dat de huurder, [gedaagde], zijn woning in Amsterdam-Noord moest verlaten vanwege ernstige overlast die hij al jaren veroorzaakte. De huurovereenkomst, die op 9 mei 2017 was ingegaan, bevatte bepalingen die de huurder verplichtten om geen overlast te veroorzaken. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken met de huurder, bleef de overlast aanhouden, wat leidde tot een bestuurlijke waarschuwing van de gemeente Amsterdam. De overlast omvatte meldingen van buren over drugshandel, geweldsincidenten en andere criminele activiteiten die zich rondom de woning afspeelden.

Tijdens de zitting op 2 februari 2021 werd de zaak behandeld. Stichting Ymere onderbouwde haar vordering met diverse stukken, waaronder een bestuurlijke rapportage van de politie die de overlast bevestigde. De huurder ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij enkel arme mensen hielp. De kantonrechter oordeelde dat de huurder verantwoordelijk was voor de overlast, ook als deze door derden werd veroorzaakt. Gezien de ernst van de situatie en de aanhoudende overlast, oordeelde de kantonrechter dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was.

De kantonrechter veroordeelde de huurder om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en de sleutels aan Stichting Ymere te overhandigen. Tevens werd de huurder belast met de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. I.M. Bilderbeek op 9 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8972772 KK EXPL 21-22
vonnis van: 9 februari 2021
func.: 20774

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de stichting Stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Stichting Ymere
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Ruijs

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 19 januari 2021 met producties heeft Stichting Ymere een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 2 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Stichting Ymere is verschenen bij [naam 1] die werd vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen in persoon, vergezeld door de gemachtigde. Beide partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, Stichting Ymere aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Stichting Ymere heeft met ingang van 9 mei 2017 de woning gelegen aan het adres [adres] verhuurd aan [gedaagde] . Het betreft een sociale huurwoning.
1.2.
Van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst maken de Algemene Huurvoorwaarden onderdeel uit. Artikel 6 lid 8 van deze Algemene Huurvoorwaarden luidt:
“De huurder mag geen overlast of hinder aan buren of omwonenden veroorzaken. De huurder vrijwaart Ymere voor alle aanspraken van derden als huurder deze verplichtingen schendt. (…)”Artikel 6 lid 17 van de Algemene Huurvoorwaarden luidt:
“De huurder is aansprakelijk voor gedragingen in strijd met de voorgaande leden van dit artikel, zowel van zijn huisgenoten als van degenen die door de huurder en bedoelde huisgenoten in de woning zijn toegelaten. Huurder zal de schade die Ymere hierdoor lijdt vergoeden. (…)”
1.3.
Stichting Ymere heeft [gedaagde] per brief van 13 juli 2020 op de hoogte gesteld dat zij meldingen van buurtbewoners heeft ontvangen dat [gedaagde] of zijn huisgenoten weer overlast veroorzaken. Stichting Ymere heeft [gedaagde] in deze brief gewezen op haar eerdere brief van 28 april 2020 aan [gedaagde] , waarin [gedaagde] is opgedragen te stoppen met het verhandelen van spullen vanuit de woning en er voor te zorgen dat de mensen die bij hem langskomen geen overlast veroorzaken.
1.4.
In een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Amsterdam d.d. 4 november 2020, ambtsedig op gemaakt door [inspecteur] , inspecteur van politie, heeft deze verklaard:
“Op 17 september 2020 te 12.12 uur vond er een mishandeling plaats in de woning [adres] alwaar woonachtig dhr [gedaagde] . Politie was ter plaatste geweest in de [adres] alwaar de ruiten van bewoner [gedaagde] waren ingegooid en alwaar hij met een vuurwapen was bedreigd door naar later bleek [naam 2] (…) Het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] met de verdachte was weggereden (..) Eigenaar van het voertuig is bekend in de drugswereld onder de bijnaam “ [naam 2] ”. (…) Op 10 juni 2020 is [gedaagde] mishandeld door een man die hij [naam 2] noemde.(...) Op 5 mei 2020 is de ruit van de voordeur van [gedaagde] ’s woning vernield door iemand die op bezoek was geweest bij [gedaagde] .
1.5.
In een brief van 15 oktober 2020 heeft Stichting Ymere aan [gedaagde] geschreven dat zij constateert dat [gedaagde] nog steeds spullen verhandelt vanuit de woning en heeft zij [gedaagde] gesommeerd te stoppen met de overlast door onder meer geen spullen meer te verhandelen vanuit de woning en er voor te zorgen dat er geen aanloop meer is naar de woning. Stichting Ymere heeft in deze brief te kennen gegeven dat [gedaagde] een laatste kans kreeg om de overlast te stoppen en dat Ymere anders een rechtszaak zou starten.
1.6.
Op 3 november 2020 heeft Stichting Ymere van de burgemeester van de Gemeente Amsterdam een bestuurlijke waarschuwing betreffende de woning aan het adres [adres] ontvangen. In deze bestuurlijke waarschuwing is onder meer vermeld:
(…)Onderzoek door de politieMiddels een bestuurlijke rapportage heeft de politie een overzicht van meerdere overlastmeldingen in verband met gedragingen vanuit de woning aangeleverd. Naar mijn oordeel blijkt uit deze rapportage dat de openbare orde ter plaatste is verstoord.De overlastmeldingen over de woning hebben betrekking op de periode 26 juni 2017 tot en met 24 juli 2020. De meldingen zien op conflicten naar aanleiding van onderhuur, handel en bezit van drugs, bezit van een verboden dier, huisvredebreuk, heling en vernieling van de woning. Ook is er een loop naar de woning door drugsgebruikers en/of dealers. Volgens de politie kan worden vastgesteld dat omwonenden op structurele wijze hinder ondervinden door de gedragingen vanuit de woning. Ook zouden de activiteiten in en rondom de woning zorgen voor onveilige situaties voor omwonenden.Meldpunt en GGDVanuit de gemeente zijn er verschillende gesprekken gevoerd met de bewoner om tot een oplossing te komen en de overlast te verminderen. Ook heeft de bewoner informatie gekregen over mogelijke zorg vanuit de GGD. (…).Een kopie van deze bestuurlijke waarschuwing is aan de raadsman van [gedaagde] gestuurd.
1.7.
De bestuurlijke rapportage behorende bij deze bestuurlijke waarschuwing bevat onder meer een overzicht van overlastmeldingen van buurtbewoners betreffende de woning aan de [adres] in de periode van 26 juni 2017 tot en met 24 juli 2020, een overzicht van 6 strafrechtelijke verdenkingen gerelateerd aan deze woning in de periode van 2 april 2020 tot en met 15 juli 2020 en een overzicht van 9 door de wijkagent van de Van der Pekbuurt ontvangen meldingen van overlast in de periode van 1 april 2020 tot en met 9 juli 2020.
1.8.
Op 1 februari 2021 heeft Stichting Ymere een brief met als onderwerp ‘Einde interventieverklaring’ ontvangen van mevrouw [coördinator] , Coördinator Meldpunt Zorg en Woonoverlast Gemeente Amsterdam (hierna: Het Meldpunt). In deze brief staat vermeld:
“Hiermee berichten wij u dat er sinds maart 2020, vanuit het Meldpunt Zorg en Woonoverlast Stadsdeel Noord en haar convenantpartners, diverse interventies zijn geweest gericht op het bestrijden van de extreme overlast die Dhr [gedaagde] (..) veroorzaakt in zijn woonomgeving. (...)In de periode vanaf maart 2020 tot en met januari 2021 bestonden deze interventies uit:-Meerdere gesprekken met de politie (de wijkagent)- Aanbod (meerdere pogingen) door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige van de GGD naar zorgtoeleiding- Gesprek en zorgaanbod vanuit WPI- Gesprek en zorgaanbod vanuit Meldpunt Zorg en Woonoverlast (van outreachend medewerker Taskforce v.d. Pekbuurt)Ondanks onze inspanningen zijn we er volgens de woningcorporatie en de convenantpartners niet in geslaagd de overlast te doen ophouden of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Het geschil

2. Stichting Ymere vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om de woning gelegen aan het adres [adres] te ontruimen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Stichting Ymere stelt hiertoe dat [gedaagde] zeer ernstig tekortschiet in de nakoming van de bepalingen van de met hem gesloten huurovereenkomst en in de verplichting zich als goed huurder te gedragen. [gedaagde] is uit hoofde van de met hem gesloten huurovereenkomst en op grond van artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek verantwoordelijk voor bezoekers die hij tot zijn woning toelaat. Ondanks de gesprekken die met [gedaagde] zijn gevoerd en de sommaties die aan hem zijn verzonden blijft [gedaagde] , al dan niet zelf, overlast veroorzaken voor zijn buren. Gelet op de zeer ernstige structurele overlast die door [gedaagde] wordt veroorzaakt heeft Stichting Ymere recht en belang om ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning te vorderen.
4. [gedaagde] voert aan dat hij geen overlast veroorzaakt. De overlast wordt veroorzaakt door derden waar hij geen invloed op heeft. [gedaagde] helpt arme mensen slechts gratis aan spullen. Hij heeft nu op de intercom gezet dat mensen niet bij hem moeten aanbellen. Hij heeft heel goed contact met zijn buren, waarvan velen hem steunen.

Beoordeling

5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Stichting Ymere in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Stichting Ymere heeft haar stelling dat [gedaagde] structureel ernstige overlast veroorzaakt onderbouwd met diverse stukken. Onder meer uit de onder 1.7 genoemde bestuurlijke rapportage blijkt voorshands voldoende duidelijk dat buren geruime tijd meldingen hebben gedaan van overlast, onder meer door bezoekers van de woning van [gedaagde] . De politie heeft gerapporteerd over diverse geweldsincidenten die bij de woning hebben plaatsgevonden. [gedaagde] heeft ter zitting volstaan met een blote ontkenning van deze stelling. Hoewel hij zegt dat hij goed contact heeft met zijn buren en dat zijn buren hem in deze kwestie steunen, heeft hij geen stukken overgelegd ter onderbouwing van dit standpunt. Dat sprake is van ernstige overlast kan voorshands worden aangenomen.
7. [gedaagde] moet, mede gelet op artikel 6 lid 17 van de huurovereenkomst, ook verantwoordelijk worden gehouden voor overlast die door derden wordt veroorzaakt. Door [gedaagde] is niet weersproken dat hij tot voor kort diverse goederen vanuit zijn woning verhandelde en dat hij ook nu nog spullen weggeeft aan mensen die minderbedeeld zijn. Uit de bestuurlijke rapportage en de door de politie gerelateerde bevindingen volgt dat veel van de bezoeken aan de woning van [gedaagde] verband houden met handel in drugs en andere criminele gedragingen, hetgeen door [gedaagde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd wordt betwist. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde] het slachtoffer is van derden die zijn woning voor hun criminele activiteiten misbruiken, kan [gedaagde] worden aangerekend dat hij geen enkele hulp heeft aanvaard om uit die situatie te ontsnappen.
8. Door te volharden in zijn standpunt dat er geen problemen zijn en geen hulp te aanvaarden, is de vrees gerechtvaardigd dat de situatie van overlast zal blijven voortduren. De kantonrechter komt tot het voorlopig oordeel dat directe buren en overige bewoners in de straat zodanige overlast door [gedaagde] ondervinden dat Stichting Ymere een voldoende zwaarwegend belang heeft bij het gevorderde. Voorshands is gezien het voorgaande voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd, zodat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is.
9. De gevorderde machtiging om zelf de ontruiming te bewerkstelligen is niet verenigbaar met artikel 556 lid 1 Rv, dat voorschrijft dat de gedwongen ontruiming geschiedt door de deurwaarder. Deze machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, wordt dan ook afgewezen.
10. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om de woning gelegen aan het adres [adres] , met het zijne en de zijnen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting Ymere te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Stichting Ymere begroot op:
exploot € 106,01
salaris € 498,00
griffierecht
€ 126,00totaal € 730,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Bilderbeek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.