ECLI:NL:RBAMS:2021:4248
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de motivering van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens Ziektewetuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is beëindigd. Het primaire besluit van het UWV, dat op 12 maart 2021 werd genomen, hield in dat de uitkering van verzoekster per 24 april 2021 zou eindigen, omdat zij in staat zou zijn meer dan 65% van haar laatstverdiende loon te verdienen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij momenteel geen eigen inkomen heeft en het aanvragen van bijstandsuitkering negatieve gevolgen voor haar verblijfsrecht kan hebben.
Tijdens de zitting op 24 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de motivering van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV gehoord. De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 27 mei 2021 aangegeven dat verzoekster lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder diabetes mellitus type 2 en rugklachten, en dat deze zijn meegenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd hebben waarom de door hen geduide functies geschikt zijn voor verzoekster, ondanks haar beperkingen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.