Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
salaris advocaat € 1.126,00 (2 punten × tarief II € 563,00)
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderde eiseres een verklaring voor recht dat de ING-bank onrechtmatig heeft gehandeld en tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen. De eiseres, die sinds juni 2018 een bankrekening bij ING had, stelde dat zij slachtoffer was van oplichting door een derde partij, [naam 2]. Eiseres had bedragen overgemaakt naar [naam 1], die op haar beurt weer bedragen naar [naam 2] overboekte. Eiseres meldde op 1 maart 2019 aan ING dat zij slachtoffer was van oplichting. ING had daarop een onderzoek ingesteld, maar de bank stelde dat zij niet op de hoogte was van de oplichtingspraktijken en dat er geen reden was om in te grijpen.
De rechtbank oordeelde dat ING geen verwijt kon worden gemaakt. De bank had [naam 1] in het Incidentenregister opgenomen ter bescherming van deze persoon en had haar gewaarschuwd voor mogelijke oplichting. De rechtbank concludeerde dat de bank niet wist of had behoren te weten dat de rekening van [naam 1] werd gebruikt voor oplichting. Bovendien had eiseres pas kort bij ING bankierde, waardoor de bank geen aanleiding had om de transacties op haar rekening als ongebruikelijk te beschouwen.
De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ING werden begroot op € 1.782,00. De rechtbank verklaarde de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.