ECLI:NL:RBAMS:2021:4229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
13/751216-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a OLW en bevel tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Warschau Regionale Gerechtshof op 3 januari 2020, met als doel de overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde gevangenisstraf van 1 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon meer dan vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, waardoor hij kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. Dit betekent dat de overlevering kan worden geweigerd indien de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.

Tijdens de openbare zitting op 10 juni 2021 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en zijn verklaringen gehoord. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, maar dat de Poolse straf door Nederland moet worden overgenomen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en de officier van justitie afgewogen en geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander is voldaan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse strafmaximum overstijgt en dat er geen belemmeringen zijn voor de overname van de tenuitvoerlegging.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De opgeëiste persoon blijft in gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751216-20
RK nummer: 21/2179
Datum uitspraak: 24 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 januari 2020 door
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteland] (Polen)
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and non-appealable judgement of the District Court for the Capital City of Warsaw in Warsaw of 22 February 2013, zaaksnummer III K 160/13.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 9 maanden en 2 dagen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd en het feit dus dubbel strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd.

5.Artikel 6a OLW; gelijkstelling met een Nederlander

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon meer dan vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de raadsman verschillende stukken aan de rechtbank overgelegd waaronder een op voorhand ingediend standpunt en toelichting ten aanzien van voornoemd verzoek tot gelijkstelling. De raadsman verzoekt bij weigering van de overlevering dat de rechtbank niet gelijktijdig een bevel tot tenuitvoerlegging uitvaardigt en voert hiertoe aan dat de opgeëiste persoon is verrast dat hij deze Poolse straf nog moet uitzitten en dat hij nu graag thuis wil zijn om zijn vrouw, van wie de moeder recentelijk is overleden, bij te staan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander omdat hij gedurende een periode van 5 jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De overlevering dient dan ook te worden geweigerd. Wel zal de Poolse straf door Nederland moeten worden overgenomen nu aan de voorwaarden voor overname is voldaan. De officier van justitie verzet zich tegen uitstel van het bevel tot tenuitvoerlegging.
Oordeel van de rechtbank
Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel
6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger niet hoeft te worden aangetoond door middel van overlegging van een verblijfsdocument; dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank – gelet op de door de raadsman overgelegde stukken – van oordeel dat de opgeëiste persoon ten tijde van de uitspraak van deze rechtbank gedurende een periode van minimaal vijf jaren een ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad.
Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
Tot slot moet de rechtbank toetsen of ook is voldaan aan de tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander. Dat moet de rechtbank doen aan de hand van een verklaring van de IND over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. De IND heeft bij brief van 8 juni 2021 verklaard dat een verblijfsbeëindiging van de opgeëiste persoon als gevolg van de veroordeling in Polen niet aan de orde is.
Ook aan deze voorwaarde is dus voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4. weergegeven Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse strafmaximum overstijgt. De opgelegde sanctie is naar zijn aard ook niet onverenigbaar met het Nederlands recht.
Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. In de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon ziet de rechtbank geen aanleiding om het bevel tot tenuitvoerlegging uit te stellen.
Ten slotte zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van
de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 312 Wetboek van Strafrecht en 6a OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen);
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. bedoelde vrijheidsstraf in Nederland;
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon];
BEVEELT op grond van artikel 27 lid 4 OLWde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.