ECLI:NL:RBAMS:2021:4227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
13/751443-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in het kader van internationale rechtsbijstand

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 19 april 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante vonnissen uit Polen in het EAB beoordeeld.

Tijdens de openbare zitting op 10 juni 2021 is de zaak behandeld via een videoverbinding. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M. de Klerk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het vonnis in een eerdere zaak, wat een weigeringsgrond zou kunnen zijn. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet was verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, maar dat de informatie in het EAB voldoende was om te oordelen dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten was voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751443-21
RK nummer: 21/2166
Datum uitspraak: 24 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 juni 2020 door
the Regional Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) [geboortedag]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een tweetal vonnissen:
- vonnis II K 1040/14: gewezen op 28 april 2015 door
the District Court in Pulawywaarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 10 maanden waarvan volgens het EAB nog 1 jaar en 7 maanden en 20 dagen resteren;
- vonnis II K 404/15: gewezen op 27 januari 2016 door
the District Court in Pulawywaarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, waarvan volgens het EAB de volledige straf nog moet worden uitgezeten. Volgens de informatie in het EAB was de opgeëiste persoon bij het proces aanwezig.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW in zaak II K 1040/14

Standpunt verdediging
De raadsman voert aan dat de opgeëiste persoon in de zaak II K 1040/14 is opgeroepen op een adres dat onbewoonbaar is verklaard en dat hij niet op de hoogte was van het vonnis.
De opgeëiste persoon is niet verschenen bij het proces en hij is niet vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman. Op grond hiervan is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing en dient de overlevering voor dit vonnis te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW geen toepassing vindt en dat de overlevering kan worden toegestaan.
De opgeëiste persoon is namelijk niet bij het proces in zaak II K 1040/14 aanwezig geweest maar wel in persoon opgeroepen. Bovendien heeft de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis doorgebracht en moet hij dus van het proces hebben geweten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de onder d) in het EAB gegeven informatie af dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het vonnis II K 1040/14 heeft geleid. Op grond hiervan dient de rechtbank te toetsen of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon tijdens de zitting van 3 maart 2015 in persoon op de hoogte is gebracht van de volgende zittingsdatum waarbij is meegedeeld wat de gevolgen zullen zijn bij niet verschijnen. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze informatie en is de rechtbank van oordeel dat de uitzondering van artikel
12 onder a OLW zich voordoet. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd en de feiten dus dubbel strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
poging tot verduistering
en
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 285 en 322 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8, 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin(Polen).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.