Op 13 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak met parketnummer 21/2180, naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie. Deze vordering betreft de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk geworden arrest van 25 juni 2019, waarin de veroordeelde, geboren in 1973, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, onder de voorwaarde dat deze straf niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de veroordeelde zich schuldig maakte aan een strafbaar feit of de bijzondere voorwaarden niet naleefde. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij het Leger des Heils en ambulante behandeling bij Inforsa of een soortgelijke zorgverlener.
De rechtbank heeft op 16 juli 2021 de officier van justitie, mr. L. Nuy, gehoord en kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een brief van het Leger des Heils waarin werd geadviseerd om de reclasseringstoezicht negatief te beëindigen, omdat de veroordeelde de voorwaarden had overtreden. De reclassering gaf aan dat er geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking meer waren en adviseerde tot aanhouding van de veroordeelde.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de oproeping van de veroordeelde niet op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden, waardoor de veroordeelde en zijn raadsman niet ter terechtzitting zijn verschenen. Om deze reden heeft de rechtbank de oproeping nietig verklaard. Deze beslissing is genomen door rechter mr. D. van den Brink, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 16 juli 2021.