ECLI:NL:RBAMS:2021:4199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
21-003990
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag teruggave in beslag genomen jas na strafvorderlijk onderzoek

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een beklag werd ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, die tevens beslagene is, had op 1 juni 2020 een jas in beslag genomen gekregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. Het klaagschrift werd op 24 maart 2021 ingediend, en de rechtbank heeft de zaak op 16 juli 2021 behandeld in openbare raadkamer. De klager en zijn raadsman, mr. N.D. de Fluiter, waren niet verschenen, maar het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door officier van justitie mr. L. Nuy.

De klager verzocht om teruggave van de jas, stellende dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich tegen de teruggave verzette. De officier van justitie gaf aan dat het Openbaar Ministerie voornemens was de jas terug te geven, maar dat deze per abuis aan de verkeerde persoon was teruggegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beklag ontvankelijk was, aangezien het schriftelijk was gedaan en ingediend binnen de wettelijke termijn.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er een strafvorderlijk belang was dat de teruggave van de jas in de weg stond. Aangezien de klager niet werd vervolgd en het Openbaar Ministerie zich niet verzette tegen de teruggave, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen belemmeringen waren voor de teruggave. De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en gelast dat de jas aan de klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 16 juli 2021, en tegen deze beslissing staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-295004-20
raadkamernummer : 21-003990
datum : 16 juli 2021
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager/beslagene],

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [plaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van mr. N.D. de Fluiter,
advocaat te Amsterdam,
[adres, te plaats],
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 1 juni 2020 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem een jas in beslag is genomen.

Procedure

Het klaagschrift is op 24 maart 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 16 juli 2021 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie, mr. L. Nuy, op zitting gehoord.
De klager en de raadsman, mr. N.D. de Fluiter zijn, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de in beslag genomen jas.
In het klaagschrift is opgenomen dat klager de rechthebbende is van de jas. Klager verzoekt de teruggave van de jas te bevelen, omdat er geen strafvorderlijk belang is dat zich tegen de teruggave van de jas verzet.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in openbare raadkamer naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie voornemens was om de jas terug te geven. De jas is echter aan de verkeerde persoon teruggeven. Er wordt uitgezocht waar dit fout is gegaan. Het Openbaar Ministerie verzet zich echter niet tegen teruggave van de in beslag genomen jas aan de klager.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Op 1 juni 2020 is de jas op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen.
Klager werd – kort gezegd – verdacht van poging doodslag/moord. Uit de sepotbrief van 11 mei 2021 blijkt dat klager niet wordt vervolgd.
De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag.
Hoofdregel is dat hetgeen in beslag is genomen wordt teruggegeven aan de beslagene.
De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk geworden dat de in beslag genomen jas aan de klager toebehoort. De rechtbank zal het beklag gegrond verklaren en de teruggave aan de klager gelasten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan de klager van de jas met goednummer: 5928014.
Deze beslissing is gegeven door
mr. D. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T St. Rose, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beschikking.