ECLI:NL:RBAMS:2021:419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
13/752094-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot dubbele strafbaarheid en weigeringsgronden

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Brussel. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd bij een vonnis van de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg in Brussel. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan, met bijzondere aandacht voor de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling van de zaak die leidde tot het vonnis in België. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit voldeed aan de eisen van de Overleveringswet, waardoor de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank heeft ook de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet in acht genomen en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752094-20
RK nummer: 20/5876
Datum uitspraak: 22 januari 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 december 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 december 2020 door het Parket van de Procureur des Konings te Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te onbekend alias op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Frankrijk),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 januari 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door haar advocaat, mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Franse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard te zijn [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Frankrijk), en de [nationaliteit 1] nationaliteit te hebben. Verder heeft zij verklaard gebruik te maken van het alias [opgeëiste persoon] met de [nationaliteit 2] nationaliteit.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van vonnis 53460/2017 van 12 december 2017 van de Nederlandstalige Rechtbank van eerste Aanleg Brussel, Strafzaken.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) onder 3.4 van het EAB het volgende verklaard:

de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 15 of 30 dagen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van een feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven als de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW en zij ook in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen.
Uit het EAB volgt dat de overlevering wordt verzocht voor – kort gezegd – het gebruiken van minderjarigen om te helpen bij het plegen van misdrijven, voor diefstal en voor (poging) informaticabedrog.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de (poging) informaticabedrog aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, namelijk ‘
informaticacriminaliteit’. Gelet echter op de wijze waarop de (poging) informaticabedrog in het EAB is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een evidente tegenstrijdigheid met hetgeen onder ‘
informaticacriminaliteit’ moet worden verstaan, zodat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet in redelijkheid tot dat oordeel heeft kunnen komen.
Dat betekent dat ten aanzien van zowel dit feit, als de overige feiten zoals vermeldt in het EAB, de overlevering alleen kan worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
doen plegen van diefstal, meermalen gepleegd;
doen plegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings te Brussel (België).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.