10.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de zaken B en C schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en joyriding. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die winkeliers schade toebrengen. Die schade wordt uiteindelijk op de betalende consument afgewenteld. Verdachte heeft door te gaan joyriden een onaanvaardbaar risico op ongelukken genomen, waarbij anderen gewond hadden kunnen raken. Het is ook daadwerkelijk tot een ongeluk (botsing tegen een paal) gekomen, waarbij de scooter behoorlijk beschadigd is geraakt.
Verdachte heeft, wat zaak A betreft, in zijn school, waar op dat moment mensen aanwezig waren, in een drukke buurt in Amsterdam, zwaar vuurwerk aangestoken dat vervolgens tot ontploffing is gekomen. De schade die dat heeft veroorzaakt is enorm geweest, mensen zijn erg geschrokken en ook angstig geworden. Eerder had in deze school al een soortgelijk incident plaatsgevonden en er werd gevreesd voor meer incidenten. Het afsteken van zwaar en illegaal vuurwerk in de nabijheid van andere mensen is letterlijk levensgevaarlijk. Leerlingen, leerkrachten, voorbijgangers en ook verdachte zelf hadden door het handelen van verdachte zwaargewond kunnen raken of zelfs om het leven kunnen komen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zichzelf en anderen zulk ernstig gevaar heeft laten lopen en dat hij de school zulke enorme schade heeft toegebracht. Het is een heel gelukkige omstandigheid dat er niet daadwerkelijk gewonden of doden zijn gevallen. De rechtbank heeft verdachte er ter terechtzitting nog op gewezen dat er vlak bij de plaats waar het vuurwerk is ontploft, zich een ruimte met daarin een gasmeter bevindt. De gevolgen van ontbranding daarvan waren mogelijk rampzalig geweest. De rechtbank hoopt dat verdachte ervan doordrongen is hoe gevaarlijk het is wat hij heeft gedaan en hoeveel geluk hij en anderen hebben gehad dat er niemand gewond is geraakt.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat verdachte weliswaar de aansteker van het vuurwerk, maar niet de aanstichter van dit incident en het eerdere incident is geweest. Verdachte is als brugklasser onder druk gezet door andere, oudere jongens, die voor het vuurwerk hebben gezorgd en verdachte ertoe hebben aangezet dit aan te steken. De school heeft zelf ook laten weten dat zij verdachte niet alleen ziet als dader maar ook als slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 28 mei 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafadvies van de Raad van 17 juni 2021. De Raad adviseert daarin verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt en zich conformeert aan behandeling van Pluryn, waar hij in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel is geplaats, en aan het volgen van het schoolrooster en maken van huiswerk. De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat de problematiek van verdachte binnen het civiele kader moet worden aangepakt, en dat er zonder meer een verband bestaat tussen die problematiek en de bewezenverklaarde feiten. Onderzocht moet worden of de behandeling bij Pluryn in het civiele kader daarvoor geschikt is, of dat een andere behandeling beter voor verdachte is. In de strafzaken komt onder meer naar voren dat verdachte moeite lijkt te hebben dingen te overzien en de juiste keuzes te maken. Binnen de behandeling van verdachte moet daar aandacht voor zien. Een leerstraf opleggen in de strafzaken zal daarvoor vermoedelijk niet voldoende zijn. De Raad blijft daarom bij het voornoemde strafadvies, met dien verstande dat de bijzondere voorwaarde van behandeling als behandeling bij Pluryn of een andere instantie in her civiele kadermoet worden geformuleerd. De Raad heeft verder nog naar voren gebracht dat het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf mogelijk tot overvraging van verdachte leidt. De focus dient te liggen op zijn behandeling en het daarnaast uitvoeren van een werkstraf is voor verdachte mogelijk niet haalbaar.
In het eerdere uitgebreide advies van de Raad van 23 april 2020 heeft de Raad onder meer het volgende aangegeven.
[verdachte] is door zijn gedragsproblematiek naar het speciaal onderwijs gegaan. [verdachte] voelt zich niet veilig in de klas of op school. Hij geeft aan dat hij enorm wordt uitgedaagd of geïrriteerd. Medio december 2019 is [verdachte] overgeplaatst naar [school] in Hoofddorp. Daar is een deeltijdrooster voor hem gemaakt, omdat gezien werd dat hij een hele dag in de klas niet aankan. In een uitvoerdersoverleg in maart 2020 is naar voren gekomen dat [verdachte] duidelijkheid en structuur nodig heeft en een zo prikkelarm mogelijk dagschema, zodat hij dit kan naleven en een succeservaring kan hebben bij evaluaties. De Waag is bezig met diagnostiek en behandeling. [verdachte] is in het verleden veel gepest door buurtkinderen en groepen jongens uit de buurt. Ook werd hij ingezet voor kattenkwaad. [verdachte] heeft geen aansluiting met klasgenoten. Hij doet iets wonderlijks in contact, kan zich groter voordoen door namen te noemen van jongens met criminele contacten of over vrienden van klasgenoten beginnen en daar negatief over zijn. [verdachte] lijkt antisociaal gedrag te bewonderen en is enorm beïnvloedbaar. Vanuit De Bascule is er bij [verdachte] PDD/NOS en een angststoornis gediagnosticeerd. [verdachte] krijgt Ritalin voor zijn concentratie op school. Het is belangrijk dat duidelijk wordt of er wellicht een hechtingsstoornis ten grondslag ligt aan de gedragsproblematiek van [verdachte] . [verdachte] is zich niet bewust van zijn gedrag. Het lijkt alsof hij op zoek gaat naar spanning en opkijkt naar antisociale jongens. Daarnaast ziet hij niet zijn eigen aandeel wanneer hij in vervelende situaties terecht komt. Het belang van het voorkomen van herhaling is dat [verdachte] situaties gaat herkennen om weerstand te kunnen bieden of uit situaties weg te lopen om herhaling te voorkomen. Het lijkt erop dat [verdachte] geen vaardigheden heeft om moeilijke situaties beheersbaar te maken of zich bewust te zijn van de keuzes die hij maakt. Wanneer sprake is van maatwerk, is het mogelijk dat [verdachte] kan profiteren van een aanpak gericht op gedragsverandering. De Raad ziet risico’s op basis van zijn concentratieproblemen, waar [verdachte] medicatie voor slikt. [verdachte] heeft een korte spanningsboog en mogelijk door trauma en/of hechtingsproblematiek psychische stoornissen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de tussentijdse evaluatie van JBRA van 3 mei 2021. JBRA geeft daarin onder meer het volgende aan.
[verdachte] is per september 2020 geplaatst bij Pluryn nadat hij in september in aanraking kwam met politie. Gezien er reeds problemen waren in de ouder-kind interactie en Jeugdbescherming reeds een verzoek tot onderzoek en uithuisplaatsing had ingediend, is hij ter behandeling geplaatst bij Pluryn.
Pluryn heeft aangegeven een periode van ongeveer 9 maanden nodig te hebben om een
eventuele gedragsverandering te kunnen realiseren. De prognose is echter niet gehaald, dit
omdat [verdachte] zich onvoldoende openstelde voor de behandeling en er in eerste instantie
is ingezet op het stabiliseren van zijn gedrag om vervolgens diagnostiek in te zetten. Echter laat het gezinstempo iets anders zien. [verdachte] heeft duidelijkheid en structuur nodig omdat hij een jongen is die de randjes zal gaan opzoeken. Jeugdbescherming en Pluryn hebben in april de behandellijn geëvalueerd en geconcludeerd dat [verdachte] onvoldoende lijkt te profiteren van de huidige behandellijn. Op basis hiervan is een perspectief plan voor de komende 6 maanden opgesteld waarin toegewerkt wordt naar een duidelijk woonperspectief van [verdachte] en wat hij hierin nodig heeft t.w.:
1. PO [verdachte] is sinds kort gestart naast PMT.
2. Behandeling [verdachte] en moeder op elkaar afstemmen m.b.t. therapeuten moeder als [verdachte] .
3. Systeemtherapeut probeert balans te creëren in de ouder-kind interactie rekening houdend met overvraging [verdachte] als moeder. Tempo is hierin belangrijke variabele.
4. Pluryn maakt kritische overweging iz woonperspectief [verdachte] , belangrijk is dat [verdachte]
zich op een gezonde manier kan ontwikkelen.
JBRA heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij het strafadvies van de Raad. Verdachte heeft moeite met impulsbeheersing. Zijn behandeling bij Pluryn stagneert al enige tijd. Er is een persoonlijkheidsonderzoek ingezet in het civiele kader en ook moet binnen het civiele kader worden onderzocht of een andere woonplek misschien passender is voor verdachte. Op dit moment zit er te weinig vooruitgang in de behandeling van verdachte bij Pluryn. Uit het persoonlijkheidsonderzoek is gebleken dat verdachte op een laaggemiddeld tot gemiddeld intelligentieniveau functioneert. Hij heeft moeite met het overzien en plannen van zaken. Zijn gedrag kenmerkt zich als impulsief en door een gebrek aan inhibitie. Bij verdachte is daarnaast sprake van ADHD en een onveilige hechting. Op de groep gaat het niet altijd goed en is sprake van incidenten.
De rechtbank overweegt dat de ernst van – met name – het in zaak A bewezen verklaarde in beginsel, ook al was hij ten tijde van het plegen van dit feit pas 13 jaar oud, de oplegging van jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank komt alles afwegend echter niet tot de oplegging daarvan aan verdachte. Daarbij is ten eerste van belang dat uit de adviezen van de Raad en JBRA kan worden afgeleid dat bij verdachte sprake is van persoonlijke problematiek, waaronder een laaggemiddelde tot gemiddelde intelligentie, ADHD en onveilige hechting. Verdachte heeft overduidelijk moeite met het overzien van situaties en het maken van de juiste keuzes. Uit de stukken en de verklaringen die zijn afgelegd, blijkt daarnaast dat verdachte zeer beïnvloedbaar is en dat hij in zaak A ook daadwerkelijk tot het feit is aangezet door andere, oudere jongens. De persoonlijke problematiek van verdachte, zoals die naar voren is gekomen uit de hiervoor genoemde rapportages en de behandeling ter terechtzitting en waarvan ook ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten sprake was, leidt de rechtbank tot de conclusie dat de bewezen verklaarde feiten hem in verminderde mate moeten worden toegerekend.
Ten slotte houdt de rechtbank er rekening mee dat het in zaak A bewezen verklaarde feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld dateert van oktober 2019 en dat de zogenaamde redelijke termijn – waarbinnen de strafzaak in zaak A tegen verdachte had moeten worden behandeld – zonder dat daarvoor een goede reden is aan te wijzen is overschreden. Het in het jeugdstrafrecht geldende uitgangspunt dat een straf als lik op stuk moet worden toegepast, gaat mede daarom ook niet meer op. Van het nu nog verrichten van een onvoorwaardelijke werkstraf voor dit feit of voor de andere bewezen verklaarde feiten (die dateren van september 2020 en februari 2021) valt geen pedagogisch effect voor verdachte meer te verwachten. De rechtbank neemt in haar overwegingen mee dat de voorlopige hechtenis van veroordeelde in zaak A onder voorwaarden is geschorst in november 2019 en dat veroordeelde zich sindsdien aan deze voorwaarden heeft moeten houden. In die zin heeft hij al de gevolgen van zijn handelen in zaak A gevoeld. Het nu nog opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf zal daar naar verwachting weinig tot niets aan toevoegen. Daar komt nog bij dat het maar de vraag is in hoeverre een werkstraf voor verdachte uitvoerbaar is, vanwege zijn persoonlijke problematiek en de behandeling die hij in het civiele kader ondergaat en verder zal moeten ondergaan.
Alles afwegend, acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.