ECLI:NL:RBAMS:2021:4164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
13/144879-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met munitie

Op 4 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 juli 2021, waar de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 2 juni 2021 in Amsterdam aangehouden na een achtervolging door de politie. Tijdens deze achtervolging liet hij een geladen automatisch vuurwapen vallen, dat later werd onderzocht en als zodanig werd geïdentificeerd.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden, maar sprak de verdachte vrij van het medeplegen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het wapen samen met anderen voorhanden had. De rechtbank vond het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, dat omgebouwd was en geladen was, een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor wapenbezit, maar was wel eerder veroordeeld voor een straatroof. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en motiveerde deze straf door te wijzen op de ernst van het feit en de risico's voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/144879-21 (Promis)
Datum uitspraak: 4 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Justitieel Complex [locatie].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.F. van Drumpt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T. de Wit naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie op 2 juni 2021 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen Bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben
van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie. Naar aanleiding van informatie die bij het Team Criminele Inlichting (TCI) is binnengekomen dat “[bijnaam persoon]” een vuurwapen bij zich draagt, is een onderzoek gestart. Ambtshalve is bekend dat de echte naam van “[bijnaam persoon]” [persoon] is. Op 2 juni 2021 is een observatie gestart. Gezien werd dat [persoon] in zijn auto reed met nog drie inzittenden. Toen de politie over wilde gaan tot aanhouding, reed de auto met hoge snelheid weg en volgde er een achtervolging. Nadat de auto tot stilstand was gekomen, is verdachte uit de auto gevlucht en weggerend, waarbij hij een wapen liet vallen. Dit wapen is onderzocht en bleek een automatisch vuurwapen te zijn dat was geladen met munitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent dat hij het vuurwapen voorhanden had. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het feit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd vindt de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen.
Verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat hij het wapen samen met een ander of anderen voorhanden heeft gehad, of dat hij het wapen voor iemand anders bij zich droeg.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in Bijlage II bewezen dat verdachte:
op 2 juni 2021 te Amsterdam een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 19C, kaliber 9 mm x 19 (synoniem 9mm Luger), omgebouwd tot automatisch schietend vuurwapen en munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie in de vorm patronen in het patroonmagazijn van categorie III van de Wet wapens en munitie van het kaliber 9 mm x 19 (synoniem 9mm Luger), waarvan in ieder geval één patroon van het merk Geco, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om drie maanden van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Verdachte is een first offender met betrekking tot de Wet wapens en munitie. Verdachte is sinds zijn vrijlating uit detentie in februari 2021 zoekende, maar dat was hij ook al langere tijd daarvoor. Hij heeft geen vaste huisvesting en geen werk of opleiding. Verdachte wil graag aan de slag en zou daarbij graag hulp en begeleiding krijgen van de reclassering. De verdediging betreurt daarom dat de reclassering verdachte niet wil begeleiden, terwijl zij daar wel aanleiding en mogelijkheden toe zien. Het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou naar de mening van de verdediging de kleinste kans opleveren dat recidive wordt voorkomen. Het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel zou een goede stok achter de deur bieden voor verdachte. Primair wordt verzocht om als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen, subsidiair wordt verzocht om slechts algemene voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals tijdens de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen handvuurwapen dat omgebouwd is tot een automatisch vuurwapen. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het feit dat verdachte in het bezit was van een automatisch vuurwapen dat op het eerste gezicht niet op een dergelijk wapen leek, vindt de rechtbank bijzonder ernstig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 19 juli 2021, opgemaakt door D. Morren. Dit rapport houdt, kort samengevat, het volgende in. Verdachte is niet eerder veroordeeld wegens wapenbezit en zodoende wordt geen delictpatroon geconstateerd. Op nagenoeg alle leefgebieden worden risicoverhogende factoren ten aanzien van recidive geconstateerd, maar het sociaal netwerk van verdachte lijkt het grootste risico te vormen. Het beeld komt naar voren dat verdachte beïnvloedbaar is en mensen tevreden wil stellen en tegelijkertijd begeeft hij zich in een sterk negatief sociaal netwerk van mensen die met justitie in aanraking komen. De reclassering heeft gelet op het negatieve sociale netwerk waarin verdachte zich begeeft, geconcludeerd dat het veiligheidsrisico te groot is om verdachte te kunnen begeleiden. Zo is vorig jaar bijvoorbeeld de woning van de moeder van verdachte beschoten. De reclassering vindt deze ontwikkeling zorgelijk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de onlangs herziene oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die zien op het voorhanden hebben van vuurwapens. Voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een openbare ruimte geldt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat het een geladen wapen betrof en dat verdachte dit wapen bij zich droeg, waardoor het gemakkelijk binnen zijn handbereik was. Gelet hierop vindt de rechtbank een hogere straf op zijn plaats dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 juni 2021. Hieruit blijkt dat niet dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een wapen. Verdachte is eind 2019 echter wel veroordeeld voor een straatroof met bedreiging van een mes. Hij was op het moment van zijn aanhouding voor het huidige wapenfeit slechts enkele maanden weer op vrije voeten, na het uitzitten van een gevangenisstraf voor het plegen van de straatroof. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat verdachte kort na zijn detentie weer is overgegaan tot het plegen van een strafbaar feit.
Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij inziet dat hij andere keuzes moet gaan maken en zich niet meer moet begeven in het sociale netwerk waar hij eerder deel van uitmaakte. In het verleden heeft verdachte op hoog niveau gevoetbald en toen dit wegviel, is hij ontmoedigd geraakt. Verdachte zou zich nu willen concentreren op een opleiding en het vinden van werk. De rechtbank overweegt dat verdachte nog jong is en sociaal vaardig overkomt. Het is nu aan verdachte om te bewijzen dat hij zijn leven een andere wending kan geven. Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen, als stok achter de deur. Mocht verdachte weer de fout ingaan dan moet hij rekening houden met ernstige gevolgen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.M.A.E. van Ooijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2021.
[...]

[...]

[...]

3.[...]