Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie. De zaak kwam voort uit een MMA-melding die suggereerde dat de medeverdachte een vuurwapen bezat en dit soms bij de verdachte in Amsterdam Zuidoost bewaarde. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte werd het vuurwapen en de munitie onder de bank aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen, maar de verdediging betwistte dit en voerde aan dat de verdachte niet wist dat het wapen daar lag, gezien de open toegang tot zijn kamer door anderen.
De rechtbank overwoog dat voor een veroordeling bewezen moet zijn dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het wapen in de kamer van de verdachte was aangetroffen, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid ervan. De verdachte had verklaard dat zijn kamer vaak door anderen werd gebruikt en dat hij geen controle had over wie er toegang had tot zijn kamer. Bovendien was er geen DNA van de verdachte op het wapen aangetroffen.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, maar gelastte wel dat het wapen, de munitie en de patroonhouders aan het verkeer werden onttrokken. De in beslag genomen telefoon van de verdachte werd aan hem teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.