ECLI:NL:RBAMS:2021:4159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5544
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na Eerstejaars Ziektewetbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiser, die zich op 3 december 2018 ziekmeldde als verkoopmedewerker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 11 februari 2020, na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 10 mei 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.M. Dragtenstein.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van de verzekeringsartsen beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser niet geschikt was voor zijn oude werk, maar dat hij in staat was om andere functies te vervullen waarmee hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Eiser betwistte deze conclusie en stelde dat de geduide functies te zwaar voor hem waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser heeft geen medische gegevens overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsarts in twijfel trokken.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv de ZW-uitkering van eiser op goede gronden had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5544

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Dragtenstein),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna [eiser] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 10 januari 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering van [eiser] op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 11 februari 2020 beëindigd.
Met een besluit van 18 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding (Skype) op
10 mei 2021. [eiser] heeft deelgenomen aan de Skype-zitting, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiser] was werkzaam als verkoopmedewerker. Op 3 december 2018 heeft [eiser] zich met lichamelijke klachten ziekgemeld, waarna hij een ZW-uitkering heeft ontvangen.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is [eiser] medisch onderzocht en is een arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Volgens de verzekeringsarts is [eiser] niet geschikt voor zijn oude werk als verkoopmedewerker. De verzekeringsarts heeft zijn beperkingen vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft aan de hand van de FML geconcludeerd dat [eiser] in staat is om andere functies uit te voeren waarmee hij meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen. Met het primaire besluit is daarom de ZW-uitkering van [eiser] beëindigd.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van [eiser] gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 juni 2020 vastgesteld dat de primaire medische beoordeling niet kan worden gehandhaafd en heeft een nieuwe FML opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan. Op basis van de gewijzigde FML zijn er volgens deze arbeidsdeskundige nog voldoende andere functies die [eiser] kan uitvoeren. [eiser] kan nog steeds meer dan 65% van zijn oude loon verdienen. Het Uwv heeft daarom met het bestreden besluit het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
4. [eiser] stelt dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. [eiser] voert aan dat de geduide functies daarom niet geschikt voor hem zijn. Volgens [eiser] zijn deze functies te zwaar en kan hij deze niet in aangepaste vorm uitvoeren. Volgens [eiser] is er geen een functie die hij kan verrichten met zijn beperkingen ten aanzien van tillen, typen, langdurig staan en zitten.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering van [eiser] op goede gronden heeft beëindigd.
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan [eiser] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medische beoordeling
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig geweest. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft [eiser] op spreekuur gezien. De verzekeringsarts heeft [eiser] ook lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en er heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie, die [eiser] heeft overgelegd in bezwaar, meegenomen in de beoordeling.
8. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de gestelde klachten inzichtelijk heeft gemotiveerd dat daarvoor in de FML voldoende beperkingen zijn opgenomen. De verzekeringsartsen zijn ingegaan op de diverse klachten van [eiser] en hebben in verband daarmee ook diverse beperkingen aangenomen.
9. [eiser] heeft geen medische gegevens overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beperkingen van [eiser] juist zijn vastgelegd in de FML van
16 juni 2020. Het bestreden besluit berust dan ook op een deugdelijke medische grondslag.
Arbeidskundige beoordeling
10. Bij de vraag of [eiser] kan werken in de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor [eiser] heeft geselecteerd, gaat de rechtbank uit van de beperkingen zoals deze zijn vastgelegd in de FML van 16 juni 2020.
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, na bestudering van het dossier en overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, functies geduid die theoretisch geschikt zijn voor [eiser] . [eiser] is geschikt geacht voor de functies wikkelaar (SBC 267053), productiemedewerker industrie (SBC 111180), monteur printplaten (SBC 267051), productiemedewerker textiel (SBC 272043) en textielproductenmaker (SBC 111160).
Voor zover er sprake is van signaleringen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van [eiser] in de functies niet wordt overschreden. Hieruit volgt dat het werk dus niet te zwaar is voor [eiser] . [eiser] wordt daarom in staat geacht om de geduide functies te kunnen verrichten. Dit betekent dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
Conclusie
12. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van [eiser] op goede gronden beëindigd. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier De rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.