Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiser, die zich op 3 december 2018 ziekmeldde als verkoopmedewerker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 11 februari 2020, na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 10 mei 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.M. Dragtenstein.
De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van de verzekeringsartsen beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser niet geschikt was voor zijn oude werk, maar dat hij in staat was om andere functies te vervullen waarmee hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Eiser betwistte deze conclusie en stelde dat de geduide functies te zwaar voor hem waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser heeft geen medische gegevens overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsarts in twijfel trokken.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv de ZW-uitkering van eiser op goede gronden had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.