ECLI:NL:RBAMS:2021:4157

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4573
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige geschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering. De eiser, die zich op 6 februari 2018 ziek meldde vanuit de Werkloosheidswet, ontving een ZW-uitkering die per 19 december 2019 door het Uwv werd beëindigd. Dit besluit werd door het Uwv in een bestreden besluit van 10 juli 2020 gehandhaafd, waarop de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 10 mei 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, werd de zaak behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv op goede gronden is gebeurd. De verzekeringsartsen hebben de medische situatie van de eiser zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat hij niet geschikt was voor zijn oude functie, maar wel in staat was om andere functies te vervullen. De eiser voerde aan dat er sprake was van een medische afzakker, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv deugdelijke grondslagen hadden en dat het beroep van de eiser ongegrond was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4573

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. I. van Medenbach de Rooij),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna [eiser] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 18 november 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering van [eiser] op grond van de Ziektewet (ZW) per 19 december 2019 beëindigd.
Met een besluit van 10 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding (Skype) op
10 mei 2021. [eiser] heeft deelgenomen aan de Skype-zitting, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiser] was werkzaam als [functie] . Op 6 februari 2018 heeft [eiser] zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld, waarna hij een ZW-uitkering heeft ontvangen.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is [eiser] medisch onderzocht en is een arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Volgens de verzekeringsarts is [eiser] niet geschikt voor zijn oude werk als [functie] . De verzekeringsarts heeft zijn beperkingen vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft aan de hand van de FML geconcludeerd dat [eiser] in staat is om andere functies te vervullen waarmee hij voor meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen. Met het primaire besluit is daarom de ZW-uitkering van [eiser] beëindigd.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar zijn medische klachten gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 juli 2020 vastgesteld dat de primaire medische beoordeling niet kan worden gehandhaafd en heeft een nieuwe FML opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan. Op basis van de gewijzigde FML zijn er volgens deze arbeidsdeskundige nog voldoende andere functies die [eiser] kan uitvoeren. [eiser] kan nog steeds meer dan 65% van zijn oude loon verdienen. Het Uwv heeft daarom met het bestreden besluit het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
4. Volgens [eiser] heeft hij wel recht op een ZW-uitkering. [eiser] voert aan dat er sprake is van een medische afzakker. [eiser] licht toe dat hij 40 uur per week heeft gewerkt van 2014 tot 2016, maar dat hij in 2016 slechts 28 uur per week is gaan werken wegens medische klachten.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering van [eiser] op goede gronden heeft beëindigd.
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan [eiser] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medische beoordeling
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig geweest. De verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd en [eiser] is bij de verzekeringsartsen op spreekuur geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie, die [eiser] in bezwaar heeft overgelegd, meegenomen in zijn beoordeling.
8. Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat er in zijn geval sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden omdat zijn leven dusdanig ontwricht is. De rechtbank overweegt hierover als volgt. [eiser] heeft geen medische gegevens overlegd die aanleiding geven tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beperkingen van [eiser] juist zijn vastgelegd in de FML van 8 juli 2020. Het bestreden besluit berust dan ook op een deugdelijke medische grondslag.
Arbeidskundige beoordeling
9. Het uitgangspunt is dat voor de vaststelling van de maatmanarbeid de arbeid bepalend is die een verzekerde laatstelijk voor zijn uitval verrichtte. Deze hoofdregel lijdt uitzondering als de (omvang van de) laatstelijk verrichte arbeid of het daarmee verdiende loon geen juiste maatstaf (meer) oplevert bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bijvoorbeeld omdat sprake is van een zogeheten medische afzakker. Van een medische afzakker is sprake als een betrokkene ten gevolge van ziekte of gebrek (tijdelijk) lager beloond werk gaat doen of om medische redenen de arbeidsurenomvang terugbrengt zonder zich ziek te melden. Naar vaste rechtspraak wordt voor het aannemen van een medische afzakker het vereiste gesteld van een voldoende onderbouwing dat aan de urenvermindering medische redenen ten grondslag liggen. [1]
10. Naar het oordeel van de rechtbank kan [eiser] niet als medische afzakker worden beschouwd, omdat [eiser] geen voldoende onderbouwing heeft overgelegd waaruit blijkt dat aan de urenvermindering medische redenen ten grondslag liggen. Uit het verslag van de huisarts, dat [eiser] in bezwaar heeft overgelegd, volgt wel dat [eiser] in 2016 rugklachten kreeg, maar uit dit stuk volgt niet dat hij op advies van of in overleg met een behandelend arts of bedrijfsarts daarom minder is gaan werken. [eiser] heeft dus niet onderbouwd dat er sprake is van een causaal verband tussen de klachten van [eiser] en de urenvermindering. Het bestreden besluit berust dan ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag.
Conclusie
11. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van [eiser] op goede gronden beëindigd. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier De rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1890.