Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering. De eiser, die zich op 6 februari 2018 ziek meldde vanuit de Werkloosheidswet, ontving een ZW-uitkering die per 19 december 2019 door het Uwv werd beëindigd. Dit besluit werd door het Uwv in een bestreden besluit van 10 juli 2020 gehandhaafd, waarop de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 10 mei 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, werd de zaak behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv op goede gronden is gebeurd. De verzekeringsartsen hebben de medische situatie van de eiser zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat hij niet geschikt was voor zijn oude functie, maar wel in staat was om andere functies te vervullen. De eiser voerde aan dat er sprake was van een medische afzakker, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv deugdelijke grondslagen hadden en dat het beroep van de eiser ongegrond was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.