ECLI:NL:RBAMS:2021:4141
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederen in een beperkte gemeenschap van goederen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 29 oktober 2020 in Amsterdam zijn gehuwd. De vrouw, met zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, nu dit niet is weersproken en op de wet is gegrond.
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van zes maanden en om het huurrecht van de woning. De rechtbank heeft ook hier rechtsmacht vastgesteld en het verzoek tot voortgezet gebruik van de woning toegewezen, aangezien dit niet is weersproken. De vrouw heeft verder verzocht om de verdeling van de gemeenschap van goederen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De vrouw heeft niet voldoende onderbouwd dat de schulden van het bedrijf van de man in de gemeenschap vallen, en zonder nadere toelichting op het formulier dat zij heeft ingediend, was haar verzoek onvoldoende gegrond.
De rechtbank heeft in haar beslissing de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de vrouw recht heeft om in de woning te blijven wonen en dat zij huurster zal zijn van de woning vanaf de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen de gestelde termijnen.