ECLI:NL:RBAMS:2021:4139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
13/013681-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een schaar, ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid en oplegging van TBS met voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging. De verdachte, geboren in 1995, heeft op 15 januari 2021 in Amsterdam geprobeerd een behandelaar met een schaar in de buik te steken, wat resulteerde in een verwonding aan de arm van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, gebaseerd op een Pro Justitia-rapportage die ernstige psychische aandoeningen, waaronder schizofrenie en een cocaïneverslaving, vaststelde. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, waarbij de nadruk lag op behandeling in een forensisch-psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die immateriële schadevergoeding eiste als gevolg van de bedreiging en de verwondingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.250,00 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/013681-21 en 23/003612-18 (tul)
Datum uitspraak: 15 juli 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 april 2021 en 1 juli 2021. Verdachte was op bovengenoemde zittingsdata aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: poging tot doodslag/poging tot zware mishandeling op 15 januari 2021 te Amsterdam door met een schaar in de richting van de buik/borst van [persoon] te steken
subsidiair tenlastegelegd als eenvoudige mishandeling
Feit 2: bedreiging van [persoon] op 15 januari 2021 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De schaar is in de arm van aangever [persoon] terechtgekomen, maar uit zowel de verklaring van [persoon] als die van verdachte blijkt dat verdachte hem in zijn buik wilde steken. [persoon] wist de schaar met zijn arm af te weren. Door met een schaar in de richting van iemands buik te steken, wordt bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarmee dodelijk letsel ontstaat.
Feit 2 (de bedreiging) kan ook wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de verklaringen van [persoon] en de zorgcoördinator.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Het handelen van verdachte levert niet zonder meer een aanmerkelijke kans op dat [persoon] zou komen te overlijden. Dat de schaar in de richting van de buik van [persoon] is gestoken, staat immers niet vast. Ook staat niet vast dat het eenmalig met een schaar steken in de buik een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Van de bedreiging genoemd onder feit 2 dient verdachte ook te worden vrijgesproken. Verdachte heeft namelijk enkel uitgesproken wat hij had willen doen, maar niet heeft gedaan, zoals ‘Jammer dat ik je niet in je nek of buik gestoken heb.’ Deze bewoordingen leveren geen bedreiging voor de toekomst op.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat aangever [persoon] heeft verklaard dat verdachte een zwaaiende beweging in zijn richting maakte en dat [persoon] deze blokkeerde door zijn arm voor zijn borst te houden. [persoon] voelde direct een harde klap op zijn onderarm en zag vervolgens dat er bloed op deze onderarm zat. [persoon] zag ook dat verdachte een schaar in zijn handen had.
Verdachte heeft op 26 januari 2021 tegenover de politierechter verklaard dat hij [persoon] in zijn buik wilde steken. Ook zijn bewoordingen direct na het steken, namelijk dat [persoon] geluk heeft gehad dat hij niet in zijn buik is geraakt, weegt de rechtbank mee. Dit alles wijst erop dat verdachte probeerde om [persoon] in zijn buik te steken. Het is niet aan verdachte, maar aan [persoon] te danken dat [persoon] in een ander lichaamsdeel is geraakt. Het in de buik steken met een schaar levert naar haar uiterlijke verschijningsvorm een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer komt te overlijden. Er bevinden zich in die streek immers vitale organen. De steekbeweging was bovendien krachtig, getuige de letselverklaring waaruit blijkt dat er een stukje bot in de arm is geraakt. Uit de verklaringen van verdachte blijkt bovendien dat hij de kans bewust heeft aanvaard; hij wilde [persoon] in zijn buik steken.
De rechtbank acht feit 2 ook wettig en overtuigend bewezen. Een deel van de bewoordingen van verdachte ziet op het eerdere incident, waarbij hij zegt dat [persoon] geluk heeft gehad dat hij niet in zijn buik of nek is geraakt. Verdachte vond kennelijk, in elk geval op dat moment, dat [persoon] dood moest en had vlak daarvoor geprobeerd om de daad bij het woord te voegen. De woorden kunnen in combinatie met de zinsnede ‘want jij moet dood’ naar het oordeel van de rechtbank als een bedreiging worden gezien.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 15 januari 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk van het leven te beroven, met een schaar in de richting van de buik heeft gestoken (welke steekbeweging [persoon] heeft afgeweerd waardoor hij in de arm werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
op 15 januari 2021 te Amsterdam [persoon] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [persoon] dreigend de woorden toe te voegen "Jammer dat ik je niet in je nek of buik gestoken heb, want jij moet dood."
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis die dan aan het verkort vonnis wordt gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is voor de bewezen geachte feiten niet strafbaar. De rechtbank komt, met de officier van justitie en de raadsvrouw, tot dit oordeel op basis van de Pro Justitia-rapportage d.d. 7 april 2021, opgemaakt door J.A.J. Bastiaansen, psychiater in opleiding, en F.S. van Huis, psycholoog. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
Psychiater:‘Betrokkene wordt gediagnosticeerd met chronisch psychotische klachten in het kader van schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van middelen met name cocaïne. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan zwakbegaafdheid danwel een verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene had ten tijde van het ten laste gelegde, zowel het steken met de schaar als de doodsbedreigingen geen controle meer over zijn vrije wil gezien er sprake was van ernstige psychotische oordeels- en kritiekstoornissen zodat geadviseerd wordt betrokkene het ten laste gelegde niet toe te rekenen.’
Psycholoog:‘Betrokkene komt naar voren als een instabiele, verwarde man, bij wie psychotische symptomen op de voorgrond staan.
Bij betrokkene was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van schizofrenie en van een cocaïneverslaving. De afgelopen jaren is zijn verslaving ernstiger geworden, wat de psychotische klachten heeft versterkt, evenals de verwardheid en desorganisatie. Betrokkenes daginvulling stond de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde volledig in het teken van cocaïne. Vanuit zijn schizofrenie (en mogelijk zijn beperkte intelligentie) lijkt hij de situatie niet te hebben kunnen overzien, en heeft hij het gevoel gekregen dat mensen hem willen pakken of pesten. Hij heeft zich in toenemende mate bedreigd gevoeld, en de conflicten met anderen geïnterpreteerd vanuit een paranoïde waanbeeld. Hij werd overvraagd en de stress lijkt zodoende al langere periode te zijn gestegen. Op de dag van het ten laste gelegde is hij naar zijn zeggen aangevallen door een jongen die het op hem heeft gemunt. Hij werd met een baksteen tegen zijn hoofd geslagen en voelde zich zeer bedreigd. Hier heeft hij op gereageerd door een mes te pakken; hij wilde in zijn razernij niet alleen zijn mishandelaar maar iedereen vermoorden. Het denken is, vanuit de schizofrenie, fragmentarisch en hij is in de bedreigende situatie en sterk toegenomen spanning overgenomen door woede en achterdocht.
Hij is, vanuit zijn schizofrenie, niet in staat geweest zijn situatie te overzien. Betrokkenes ernstige ziektebeeld, van waaruit sprake is van sterke achterdocht, desorganisatie, inadequate copingvaardigheden en beperkte impulscontrole, maken dat zijn handelingsmogelijkheden ten tijde van het ten laste gelegde sterk beperkt waren. Dit leidt tot het advies om hem het ten laste gelegde (indien bewezen) niet toe te rekenen.’
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank verdachte niet toerekeningsvatbaar acht voor de bewezen verklaarde feiten. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Terbeschikkingstelling met voorwaarden

7.1
Adviezen van deskundigen
Bij de beslissing of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd en zo ja, welke, heeft de rechtbank wederom acht geslagen op de hierboven genoemde dubbelrapportage die ten behoeve van verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Beide deskundigen schatten het risico op recidive als hoog in. De psycholoog schrijft hierover: ‘Bij een afweging van de risico en beschermende factoren wordt het risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij - met enige voorzichtigheid - als hoog geduid. Betrokkenes schizofrenie en verslaving versterken elkaar onderling en verhogen het risico op ontregeling en op strafbaar gedrag. Bij betrokkene zijn het beperkte ziekte-inzicht, de beperkte impulscontrole en copingvaardigheden en het lacunaire geweten van belang bij het risico op geweldsincidenten, deels vanwege de wisselende medicatietrouw. Betrokkene overziet situaties niet, voelt zich snel bedreigd en kan zich dan voelen alsof agressie zijn enige mogelijkheid ter verdediging is.’
Beide deskundigen adviseren voorts dat behandeling in een forensisch-psychiatrische kliniek (FPK) plaatsvindt, gezien het hoge beveiligingsniveau dat daar geldt. Dit hoge beveiligingsniveau is nodig, wegens het hoge recidiverisico. Op deze manier kan verdachte langere tijd stabiel blijven, waarbij het instellen op de juiste medicatie met langdurige behandeltrouw en het abstinent blijven van middelen de belangrijkste pijlers zijn om onder de aandacht te houden. In de resocialisatiefase kan dan aandacht worden besteed aan zelfredzaamheid.
Gezien de ernstige psychiatrische problematiek en het hoge recidiverisico, is het van belang
dat verdachtes behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven.
Om deze redenen adviseren beide deskundigen een terbeschikkingstelling (TBS), waarbij kan worden gedacht aan een TBS met voorwaarden of een TBS met dwangverpleging. Uit beide rapporten komt naar voren dat, indien mogelijk, een TBS met voorwaarden de voorkeur verdient boven een TBS met dwangverpleging. De klinische, forensische setting van een FPK in een TBS met voorwaarden biedt verdachte mogelijk de structuur die hij nodig heeft om zich aan gestelde voorwaarden te kunnen houden, zoals hij zich ook binnen detentie coöperatief opstelt.
Naar aanleiding van de adviezen van de deskundigen heeft de reclassering op 10 juni 2021 een maatregelenrapport opgesteld in het kader van een TBS met voorwaarden.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid en de haalbaarheid van het opleggen van een TBS met voorwaarden. Enerzijds bestaat er twijfel aan de intrinsieke motivatie van de heer [verdachte] en aan de mate van ziektebesef en -inzicht waarover hij beschikt. Daarnaast heeft hij zowel aan de deskundigen, als aan de reclassering laten weten dat hij graag cannabis wil blijven gebruiken. Dit bemoeilijkt de uitvoering van een TBS met voorwaarden. Anderzijds gebruikt betrokkene al langere tijd de voorgeschreven medicatie, geeft hij aan mee te willen werken aan een opname en een behandeling en stelt hij zich in het PPC steeds meer coöperatief op. De structuur en het beveiligingsniveau van een FPK zijn hem in het verleden niet eerder geboden. Ook blijkt uit informatie van de behandelaren van het PPC dat de psychose nog altijd aanwezig is en dat de medicatie nog niet het gewenste effect heeft gehad. De verwachting is dat de heer [verdachte] zich steeds beter zal kunnen houden aan voorwaarden en afspraken, naarmate de psychose verbleekt. De reclassering adviseert de rechtbank tot het opleggen van een maatregel TBS met voorwaarden.’
De reclassering adviseert de oplegging van TBS met voorwaarden met, naast de standaardvoorwaarden, de verplichting dat betrokkene zich laat opnemen in een (nog niet nader bepaalde) intramurale instelling, inname van medicatie, het meewerken aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase, het meewerken aan het vinden van passende huisvesting en werk/dagbesteding, openheid over zijn sociale netwerk, inzage in zijn financiële situatie met de optie tot schuldsanering, het zich onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast wordt geadviseerd om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft mevrouw Van Niekerken als deskundige op de terechtzitting gehoord. Zij heeft verklaard dat er inmiddels een kliniek voor verdachte is gevonden, namelijk FPK Inforsa op het adres [adres 2]. Verdachte kan daar binnen een dag terecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, naar aanleiding van voornoemde rapportages, gevorderd dat aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden wordt opgelegd, met daarbij de voorwaarden zoals uiteengezet door de reclassering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een TBS met voorwaarden het meeste recht doet aan de belangen en wensen van verdachte.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft geprobeerd om [persoon], zijn begeleider bij [naam instelling], met een schaar in diens buik te steken. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [persoon]. Het feit is des te ernstiger, omdat [persoon] dacht dat hij een vertrouwensband met verdachte had opgebouwd en hem rustig zou kunnen krijgen, waar anderen dat wellicht niet konden. Ook de mentale gevolgen van dit incident zijn voor [persoon] groot gebleken. Sinds het incident is hij niet meer aan het werk geweest en hij volgt therapie om het incident te verwerken.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 1 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank neemt de in de verschillende rapportages gegeven adviezen om aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen over. Mede omdat het bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van deze maatregel eist, dient aan verdachte een TBS met voorwaarden opgelegd te worden. De rechtbank legt daarbij alle voorwaarden op die door de reclassering zijn vermeld. Deze voorwaarden staan opgesomd in het dictum.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag. Dit betreft het onder 1 bewezen geachte feit. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Om de kans te vergroten dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk kan beginnen, zal
de rechtbank de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23/003612-18 dient te worden afgewezen, omdat tenuitvoerlegging, gezien de maatregel van TBS met voorwaarden die aan verdachte zal worden opgelegd, niet opportuun wordt geacht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 1.250,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze immateriële schade bestaat uit lichamelijk en psychisch letsel dat is ontstaan door de feiten. De benadeelde partij heeft onder meer niet meer kunnen werken na het incident met verdachte.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
  • Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
  • Verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in de instelling FPK Inforsa op het adres [adres 2], waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Verdachte is reeds aangemeld bij bovengenoemde instelling. Indien er aansluitend aan zijn detentie nog geen plek beschikbaar is, dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening.
  • Verdachte neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten.
  • Verdachte werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
  • Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
  • Verdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Verdachte geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Verdachte onthoudt zich gedurende de looptijd van de TBS-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Verdachte werkt mee aan urine- en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht. Bij overtreding van de voorwaarde zal het behandelteam in samenspraak met de reclassering besluiten of sanctionering noodzakelijk is.
  • Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [persoon], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het contactverbod dient gecontroleerd te worden door de politie.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Inforsa de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon] toe tot een bedrag van € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23/003612-18.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en A. Das, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
[...]