In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie ex artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. De vordering betreft de onttrekking aan het verkeer van een Volkswagen Passat, die in beslag was genomen op 25 september 2020. De officier van justitie stelde dat de auto verborgen ruimtes bevatte die niet fabrieksmatig waren aangebracht, wat duidt op een mogelijke betrokkenheid bij criminele activiteiten. De rechtbank had eerder op 5 februari 2021 bepaald dat de auto vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer, maar had de vordering aangehouden om de belanghebbende de kans te geven de verborgen ruimtes te laten verwijderen.
Tijdens de openbare raadkamer op 16 juli 2021 heeft de officier van justitie zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat het niet mogelijk was om de verborgen ruimtes uit te laten bouwen, aangezien dit alleen kan bij douanebeslag. De belanghebbende, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F. Tosun, voerde aan dat de rechtbank eerder had toegestaan dat de ruimtes verwijderd konden worden en vroeg om een financiële compensatie van € 7.500,-. De rechtbank oordeelde echter dat het teruggeven van de auto in strijd zou zijn met het algemeen belang, omdat dit criminele activiteiten zou kunnen faciliteren.
De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van de officier van justitie toegewezen en de auto onttrokken aan het verkeer, zonder financiële compensatie. De rechtbank benadrukte dat de belanghebbende zijn schade moest verhalen op de verkoper van de auto, die hem een voertuig had verkocht dat in strijd was met de wet. Tegen deze beslissing staat voor de belanghebbende beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.