ECLI:NL:RBAMS:2021:4106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
20/1221
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de opposant, gevestigd in Driouch, Marokko, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 22 mei 2020 het beroep van de opposant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze uitspraak, waarna het onderzoek ter zitting op 5 juli 2021 heeft plaatsgevonden. De opposant is echter niet verschenen tijdens deze zitting.

De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank motiveert deze beslissing door te stellen dat het beroep van de opposant kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat hij geen beroepsgronden had ingediend. De rechtbank heeft in de eerdere beroepszaak zonder zitting uitspraak gedaan, gebruikmakend van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.

De opposant had in een brief van 10 februari 2020 een beroepschrift ingediend, maar heeft geen gronden van beroep ingediend binnen de door de rechtbank gestelde termijn van vier weken. Een aanvullend beroepschrift dat later werd ontvangen, was te laat ingediend. De rechtbank concludeert dat het te laat indienen van de beroepsgronden voor rekening en risico van de opposant komt, en dat er geen aanleiding is voor een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. De buitenzitting-uitspraak blijft daarom in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Linzey, griffier, op 5 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1221
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , te Driouch Marokko, opposant

Procesverloop

Opposant heeft tegen een besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv) beroep ingesteld.
In een uitspraak van 22 mei 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2021. Opposant is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant geen beroepsgronden heeft.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank stelt vast dat opposant met een brief van 10 februari 2020 een beroepschrift heeft ingediend bij de rechtbank. Het beroepschrift is op 26 februari 2020 ontvangen door de rechtbank. In het beroepschrift heeft eiser het volgende aangevoerd:
“Ik verzoek van Rechtbank om die beschikking te vernietigen en nieuwe besluit te doen. Ik eis dat mijn beroepschrift gegrond te verklaren.”
6. Met een per aangetekende post verzonden brief van 27 februari 2020 heeft de rechtbank eiser verzocht de gronden van het beroep mee te delen. Opposant heeft hiervoor een termijn van vier weken gekregen. Opposant heeft binnen deze termijn geen gronden ingediend. Op 2 juli 2020 heeft de rechtbank een aanvullend beroepschrift ontvangen van opposant. Dit beroepschrift is 20 maart 2020 gedateerd.
De rechtbank stelt vast dat het aanvullend beroepschriftruim na de door de rechtbank verleende vier weken is ontvangen. De rechtbank ziet in hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het te laat indienen van de beroepsgronden komt voor rekening en risico van opposant.
7. De buitenzitting-uitspraak blijft daarom in stand. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Linzey, griffier, op 5 juli 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.