ECLI:NL:RBAMS:2021:4089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
13/120606-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Poolse man voor het vervoeren van 14 kilo heroïne

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan tegen een Poolse man, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 14 kilogram heroïne. De verdachte werd op 4 mei 2021 aangehouden in Amsterdam, waar in zijn auto een verborgen ruimte werd aangetroffen met de heroïne. Tijdens de rechtszitting op 15 juli 2021 heeft de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, betoogd dat de verdachte verantwoordelijk was voor de drugs, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.M. Hof, aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat het geldbedrag van € 2.305,- dat bij hem werd aangetroffen, niet van criminele oorsprong was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wist dat hij de heroïne vervoerde, gezien de omstandigheden en de inconsistenties in zijn verklaringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van het geldbedrag, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor het vervoeren van de heroïne. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de gevaren die daarmee gepaard gaan voor de volksgezondheid en de veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/120606-21 (Promis)
Datum uitspraak: 29 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats]
,
thans gedetineerd in het [naam JC] te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 4 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14 kilogram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 4 mei 2021, te Amsterdam, althans in Nederland, ongeveer
€2.305,-, in elk geval een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 4 mei 2021 heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. In de auto waarin verdachte reed is 14 kilo heroïne aangetroffen in een verborgen ruimte Verdachte is in beginsel als bestuurder verantwoordelijk voor wat er in de auto lag. Dat verdachte niet wist wat zich in de auto bevond, is onaannemelijk. Verdachte heeft wisselend verklaard en de verklaringen zijn niet gedetailleerd en veelal onverifieerbaar. Wat van de verklaringen van verdachte wel geverifieerd kon worden, bleek in veel gevallen niet te kloppen. Het is bovendien onaannemelijk dat verdachte zonder dat hij daar wetenschap van zou hebben door derden zou zijn vertrouwd met drugs die een enorme waarde vertegenwoordigen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte het in zijn fouillering aangetroffen geldbedrag van € 2.305,- heeft witgewassen. Gelet op de aangetroffen 14 kilo heroïne in de auto waarin verdachte reed, de grote coupures en de niet te verifiëren verklaring van verdachte kan het niet anders dan dat dit geld afkomstig is uit enig misdrijf.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat er drugs in de auto lagen, laat staan dat hij daarover de beschikkingsmacht had, zodat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat iemand die hij kent uit het verleden hem heeft gevraagd een auto weg te brengen die een vriend had laten staan na een avond drinken. Hij is op dat verzoek ingegaan, omdat het een plausibel verhaal was. Dat er een verborgen ruimte in de auto aanwezig was en dat daarin drugs lagen, wist hij niet. Ook wist verdachte niet van het baken in de auto, dat niet direct zichtbaar was. De met Google translate vertaalde teksten die in zijn telefoon zijn gevonden, zijn slechts een bijkomstigheid die niets met de zaak te maken hebben.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde witwassen heeft de raadsvrouw bepleit dat het bij verdachte aangetroffen geld geen criminele herkomst heeft. Dit geldbedrag van € 2.305,- is van een vriend van verdachte. Verdachte had het geld bij zich om een auto voor deze vriend aan te schaffen. Dat daarbij twee coupures van € 500,- zitten, kan niet als een witwasindicator worden gezien, omdat – anders dan in Nederland – dit soort biljetten in Polen vaker worden verstrekt en gebruikt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat het contante geldbedrag ter hoogte van € 2.305,- dat in de jas van verdachte is aangetroffen, niet een dermate groot bedrag is dat het niet anders kan dan dat dit geldbedrag van enig misdrijf, zoals handel in harddrugs, afkomstig is. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij het geld bij zich had om een tweedehands auto voor een vriend te kopen. De rechtbank vindt die verklaring – ondanks dat deze niet volledig is onderbouwd met stukken – niet op voorhand onaannemelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zodat verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
3.4.2
Bewezenverklaring van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat – op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen – kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
In de auto die werd bestuurd door verdachte, is in een verborgen ruimte veertien kilogram witte (en dus onversneden) heroïne aangetroffen.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuurder van een auto, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, geacht wordt bekend te zijn met de aanwezigheid van voorwerpen in die auto.
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto voor iemand die hij kent uit het verleden – genaamd [naam] – heeft weggebracht en dat hij niet wist dat in de auto drugs verstopt lagen. Verdachte heeft zijn verklaring gedurende het vooronderzoek en ook ter terechtzitting echter telkens aangepast. Zo heeft hij wisselend verklaard over het moment waarop het adres waar de auto naartoe moest worden gebracht door [naam] aan verdachte is gegeven en over wanneer dit adres in de navigatie-app is ingevoerd
Verder is ook het door verdachte geschetste scenario onlogisch. De auto moest in eerste instantie van Rijswijk naar Amsterdam worden gereden en – eenmaal in Amsterdam aangekomen – moest de auto weer terug naar Rijswijk omdat de eigenaar van de auto toch niet thuis zou zijn. Dit geldt ook voor de verklaring van verdachte dat hij met [naam] nooit ander contact zouden hebben gehad dan fysieke ontmoetingen, zelfs als die ontmoeting slechts tot doel had te zeggen dat de geplande rit niet door zou gaan. De vraag waarom zij elkaar niet even hadden kunnen bellen of een bericht hadden kunnen sturen, is onbeantwoord gebleven. Ook is verdachte niet in staat gebleken iets over [naam] te vertellen waardoor hij geïdentificeerd zou kunnen worden. De verklaring van verdachte is onvoldoende concreet en onvoldoende gedetailleerd en verdachte heeft vrijwel geen verifieerbare informatie gegeven die zijn verklaring ondersteunt. Wat wel geverifieerd had kunnen worden, zoals dat de auto van [naam] vóór de auto van verdachte uit zou hebben gereden, bleek na onderzoek niet te kloppen.
Daar komt bij dat de rechtbank het in zijn algemeenheid buitengewoon onaannemelijk acht dat een organisatie of een persoon een onwetende derde veertien kilogram onversneden heroïne, hetgeen een zeer aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt, laat vervoeren. Het inschakelen van een onwetende derde brengt immers onnodige risico’s voor de eigenaren van de verdovende middelen met zich mee. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dan ook als onaannemelijk terzijde.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wist dat in de auto heroïne verborgen lag en dat hij daarover beschikkingsmacht had. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ongeveer veertien kilogram heroïne.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 4 mei 2021 in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 14 kilogram van een materiaal bevattende heroïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van veertien kilo witte heroïne. Gelet op de hoeveelheid moet worden aangenomen dat deze bestemd was voor de handel. De verspreiding van en handel in deze grote hoeveelheden heroïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en vormt bovendien een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar is voor de directe veiligheid van personen. Het betreft bovendien onversneden – pure − heroïne. Dit duidt erop dat verdachte zich aan een voorfase van de verkoopketen bevindt. De aangetroffen veertien kilo is slechts een fractie van het gewicht dat na het toevoegen van versnijdingsmiddelen uiteindelijk op straat had kunnen belanden
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het vervoeren van een dergelijke hoeveelheid harddrugs uit van een gevangenisstraf van 40 maanden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juni 2021 alsmede een uittreksel uit het European Criminal Records Information System van 6 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een reclasseringsrapport van 8 juli 2021. Daarin heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte een stabiele woon- en werksituatie heeft. Ook beschikt verdachte over voldoende adequate vaardigheden om problemen op te lossen en is er sprake van probleembesef. Verdachte heeft geen hulpvragen, zijn toekomstplannen zijn realistisch en er zijn voldoende steunbronnen aanwezig. De reclassering verwacht dat deze positieve factoren een beschermende werking zullen hebben op het verminderen van risicovol handelen. De reclassering adviseert om – bij een veroordeling van verdachte – een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank ziet in de genoemde omstandigheden geen aanleiding om af te wijken van het LOVS-oriëntatiepunt en is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden een passende en geboden straf is.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 Personenauto (G6053020, kenteken: [kenteken] );
3 STK Verdovende Middelen (G6057843);
24 STK Verdovende Middelen (G6053626);
1 STK Verdovende Middelen (G6053025);
1 Baken (G6053086);
1 Telefoontoestel (G6053062, cryptotelefoon);
2.305,- EUR inbeslaggenomen op 4 mei 2021 (G6053060).
Onttrekking aan het verkeer
Op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet zullen de verdovende middelen aan het verkeer worden onttrokken.
De personenauto, het baken en de cryptotelefoon zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan en voorbereiden van een soortgelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat – gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen − het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Daarom worden ook deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 2 kan de € 2.305,- (G6053060) worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:
o 1 Personenauto (G6053020, kenteken: [kenteken] );
o 3 STK Verdovende Middelen (G6057843);
o 24 STK Verdovende Middelen (G6053626);
o 1 STK Verdovende Middelen (G6053025);
o 1 Baken (G6053086);
o 1 Telefoontoestel (G6053062, cryptotelefoon).

Gelast de teruggave aan [verdachte]van:
o 2.305,- EUR inbeslaggenomen op 4 mei 2021 (G6053060).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2021.