Overwegingen
Wat aan de procedure vooraf is gegaan
1. Eiseres is opgericht in 1999 en werd oorspronkelijk gerund door vrijwilligers.
Vanaf 1 januari 2017 is eiseres als zelfstandige organisatie de belangen van huurders in [plaatsnaam] gaan behartigen. Dit doet zij door onder meer overleg te voeren met de woningbouwcorporaties en verweerder. Eiseres is daarnaast een koepel van andere belangenvertegenwoordigers van huurders.
2. Met zijn besluit van 23 december 2016 heeft verweerder eiseres voor het jaar 2017 subsidie verleend voor een bedrag van maximaal € 656.590,-. Verweerder heeft daarbij besloten om de subsidie in vier termijnen als voorschot aan eiseres uit te betalen. Meegedeeld is dat de bevoorschotting opgeschort zou kunnen worden en de subsidieverlening eventueel gewijzigd, indien eiseres de ingezette vernieuwing onvoldoende zou realiseren.
3. Met zijn brief van 23 juni 2017 heeft de toenmalige voorzitter van het bestuur van eiseres de leden geïnformeerd dat hij en drie van zijn collega-bestuursleden hun functies per direct hebben neergelegd. Met deze brief heeft de toenmalige voorzitter ook zijn zorgen geuit over de financiële positie en continuïteit van eiseres.
4. Naar aanleiding van die brief heeft verweerder eiseres met het besluit van 28 juni 2017 meegedeeld dat het eerdere besluit met betrekking tot de uitbetaling van de voorschotten per 1 juli 2017 wordt ingetrokken, voor zover het niet de salarislasten van de vaste medewerkers van eiseres betreft. In het besluit is ook aangegeven dat eiseres met een gedegen plan moet komen dat wordt vastgesteld op de eerstkomende algemene ledenvergadering (ALV). Hierin moet staan hoe eiseres de situatie gaat oplossen, met als resultaat een duidelijke ‘governance’ structuur. Verweerder heeft aangegeven dat de omstandigheid dat er onduidelijkheid is over de verantwoording van het boekjaar 2016 zwaar meeweegt. Verweerder heeft een concept-jaarverslag zonder controleverklaring ontvangen dat niet door het bestuur is vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder een tweede financieel overzicht over 2016 van eiseres ontvangen dat een ander beeld geeft van de financiële situatie. Verweerder heeft eiseres verzocht aan de verantwoordingsverplichting te voldoen zoals opgenomen in de subsidieverlening van het jaar 2016. Deze verantwoording dient te worden voorzien van een controleverklaring. Verweerder heeft eiseres daarbij verzocht om een accountant in te schakelen die niet eerder betrokken is geweest bij eiseres.
5. Met haar brief van 11 juli 2017 heeft eiseres gereageerd op het in het besluit van 23 juni 2017 neergelegde verzoek van verweerder. Eiseres heeft daarbij een aantal stukken overgelegd, waaronder een goedgekeurde jaarrekening van het jaar 2016 met bijbehorende accountantsverklaring, een inhoudelijk jaarverslag van het jaar 2016, een reactie van haar interim-bestuur op de afscheidsbrief van de voormalige voorzitter en de statuten. Gezien de kosten die het inschakelen van een nieuwe accountant met zich brengt, heeft eiseres besloten niet een nieuwe accountant in te schakelen, maar haar huidige accountant .
6. Met het besluit van 20 juli 2017 heeft verweerder eiseres verzocht om een door de ALV vastgesteld plan met een oplossing voor de ontstane bestuurlijke instabiliteit en borging van een duidelijke ‘governance’ structuur. De mededeling dat er een interim-bestuur is en het meesturen van de statuten en reglementen volstaat volgens verweerder niet. Verweerder heeft in dit besluit tevens meegedeeld de auditdienst ACAM en eventuele andere deskundigen te vragen de beschikbare informatie te onderzoeken en beoordelen. Het hervatten van de bevoorschotting is volgens verweerder pas mogelijk als hij weer het vertrouwen heeft dat eiseres aan alle voorwaarden zal voldoen om de activiteiten zoals opgenomen in de subsidieverlening voor het jaar 2017 goed uit te kunnen voeren.
7. Met het besluit van 30 november 2017 heeft verweerder de subsidierelatie met eiseres per 1 januari 2018 beëindigd, omdat eiseres er volgens hem niet in is geslaagd om een zelfstandige, stabiele en professioneel opererende huurdersbelangenorganisatie te realiseren. Verweerder ziet onvoldoende perspectief op verbetering.
8. Tijdens de vergadering van 7 december 2017 heeft de ALV van eiseres besloten eiseres te ontbinden en vier vereffenaars aan te stellen.
De voorliggende procedure
9. Met het primaire besluit heeft verweerder de subsidie van eiseres voor het jaar 2017 vastgesteld op nihil. Eiseres heeft niet voldaan aan de subsidievereisten een door een accountant goedgekeurde jaarrekening en een inhoudelijk verslag over 2017 te overleggen. Verweerder is daarom van mening dat de rechtmatigheid van de bestedingen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft daarbij, in het kader van de evenredigheid, besloten om de reeds verleende voorschotten van € 460.429,- niet terug te vorderen.
10. In bezwaar heeft eiseres alsnog een jaarverslag, jaarrekening en accountantsverklaring over het jaar 2017 ingediend.
11. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat met de ingediende stukken nog steeds niet is voldaan aan de hiervoor genoemde subsidievereisten. Omdat de ingediende bewijsstukken onvoldoende inzicht geven in de besteding van de financiële middelen, handhaaft verweerder de vaststelling van de subsidie op nihil. Niet is af te leiden dat de subsidie is besteed aan het doel waarvoor deze beschikbaar is gesteld, aldus verweerder.
12. Het juridisch kader staat opgenomen in de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar
13. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft beslist dat geen dwangsom is verschuldigd. Eiseres heeft het besluit op 21 augustus 2018 ontvangen. Het bestreden besluit is volgens eiseres niet tijdig (namelijk vijf dagen te laat) genomen.
14. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het bestreden besluit is volgens verweerder tijdig genomen en bekendgemaakt.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft op 8 augustus 2018 een ingebrekestelling ontvangen, zodat verweerder uiterlijk op 22 augustus 2018 had moeten beslissen zonder een dwangsom te verbeuren. Dat heeft verweerder gedaan. De beslissing op bezwaar dateert van en is bekendgemaakt op 21 augustus 2018. Verweerder heeft in het bestreden besluit dus terecht vastgesteld dat geen dwangsom is verbeurd.
16. Eiseres voert kort gezegd aan dat zij verweerder heeft voorzien van alle gevraagde documenten die betrekking hebben op de activiteiten en financiën over 2017. Daaruit blijkt dat na 28 juni 2017 de inzet vooral gericht was op het op orde brengen van de vereniging en de uitgaven primair gerelateerd aan de organisatie. Eiseres heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht zijn genomen door verweerder. Nu verweerder geen malversaties heeft vastgesteld, bestaat er geen grondslag voor de nihil-vaststelling, aldus eiseres. Verweerder heeft ten slotte geen, of in elk geval onvoldoende tijd aan eiseres gegund alsnog aan de subsidievoorwaarden te voldoen, wat volgens haar in strijd is met artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
17. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de ‘governance’ en de bedrijfsvoering niet op orde had, wat één van de vereisten uit het verleningsbesluit van
23 december 2016 is. Uit de ingediende jaarrekening, het jaarverslag en de accountsverklaring blijkt niet dat de subsidie is besteed aan het doel waarvoor die is verleend. Van de kosten die eiseres na 27 juni 2017 heeft gemaakt, anders dan aan betalingen voor salarissen, wist eiseres dat deze niet zouden worden vergoed door verweerder. De subsidie is daarom terecht op nihil vastgesteld, aldus verweerder.
18. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier naar voren komt dat sprake is van een (enigszins geëscaleerd) conflict tussen partijen dat niet slechts ziet op de subsidievaststelling over 2017. Dat er tussen partijen ook geschillen zijn ontstaan over andere zaken, zoals verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, het contact met verweerder en de verantwoordelijke wethouder, integriteit, en subsidieverlening voor andere jaren, ligt in deze procedure niet voor. De voorliggende vraag is enkel of verweerder de verleende subsidie over het jaar 2017 terecht op nihil heeft vastgesteld, gelet op de verantwoording van de besteding van het subsidiegeld dat aan eiseres is verleend.
19. Verweerder heeft de subsidie voor het jaar 2017 vastgesteld op nihil omdat eiseres volgens hem niet heeft voldaan aan de subsidievoorwaarden. Om te kunnen beoordelen of eiseres al dan niet heeft voldaan aan deze voorwaarden moet allereerst worden vastgesteld wat die voorwaarden waren. Als niet aan de voorwaarden is voldaan, beoordeelt de rechtbank of verweerder de subsidie in redelijkheid op nihil mocht vaststellen. Daarbij wordt gekeken of verweerder de over en weer betrokken belangen in voldoende mate heeft afgewogen.
20. Bij de subsidievoorwaarden gaat het niet alleen om verplichtingen zoals vastgesteld in het verleningsbesluit van 23 december 2016, maar ook om verplichtingen op grond van de Awb en de Algemene Subsidieverordening Amsterdam (ASA) alsmede het Controleprotocol Subsidies gemeente Amsterdam 2015 (het Controleprotocol). De relevante bepalingen zijn opgenomen in een bijlage en deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
21. Het (wettelijk) uitgangspunt is dat eiseres dient te voldoen aan de subsidievoorwaarden. De rechtbank stelt vast dat eiseres pas na 25 maart 2018, namelijk op
9 mei 2018, een jaarverslag over het jaar 2017 met onder meer een jaarrekening en verklaring van een accountant heeft overgelegd. Eiseres heeft zodoende niet (tijdig) aan deze subsidievoorwaarden voldaan. Vanwege de zogenoemde ex tunc toetsing in bezwaar heeft verweerder deze documenten echter wel bij zijn beoordeling betrokken. In de accountantsverklaring van 9 mei 2018 heeft de accountant een ‘oordeel met beperking’ gegeven omdat de accountant niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft kunnen verkrijgen met betrekking tot de splitsing van de kosten die betrekking hebben op 2017 en de kosten die gemaakt zijn tijdens vereffening (met als bron kosten van verplichtingen van 2017). Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de accountantsverklaring niet volgt of de gemaakte kosten in het licht van de verleende subsidie terecht gemaakt zijn en dus subsidiabele activiteiten zijn. Dit had ingevolge artikel 2.2.3 van het Controleprotocol. Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aan alle subsidievoorwaarden voldaan.
22. De volgende vraag is dan of verweerder de subsidie in redelijkheid op nihil heeft mogen stellen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en zal hieronder uitleggen waarom.
23. De rechtbank stelt vast dat verweerder over de eerste twee kwartalen van 2017 de helft van het verleende subsidiebedrag als voorschotten heeft uitbetaald, zoals in het verleningsbesluit van 23 december 2016 is bepaald. In het derde en vierde kwartaal van 2017 heeft verweerder alleen de salariskosten van de vaste medewerkers betaald en enkele betalingen ter voorkoming van liquiditeitsproblemen. Daarnaast wordt niet betwist dat verweerder nog ongeveer € 30.000,- aan eiseres heeft uitbetaald ter voorkoming van (nog meer) acute liquiditeitsproblemen.
24. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat niet kan worden gezegd dat alle kosten die geen salariskosten zijn, als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt. Omdat eiseres geen adequate verantwoording heeft afgelegd, blijft het volgens verweerder onduidelijk of de subsidiegelden doelmatig zijn besteed. Op basis van de gedingstukken is de rechtbank van oordeel dat inderdaad niet voor alle kosten die eiseres heeft gemaakt, is gebleken in hoeverre deze betrekking hebben op subsidiabele activiteiten. Dit geldt zowel ten aanzien van het aanvankelijk verleende subsidiebedrag van (maximaal) € 656.590, als voor de vordering van € 181.335 die eiseres op verweerder in haar jaarrekening over 2017 heeft opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank valt echter evenmin op voorhand in te zien dat de kosten die eiseres in het eerste halfjaar heeft gemaakt als geheel niet subsidiabel te oormerken zijn. Voor zover het betreft de kosten in het tweede halfjaar (salariskosten en de extra toegekende bedragen) kan evenmin op voorhand worden gesteld dat deze in het geheel niet subsidiabel zijn. Onder de omstandigheid dat er inmiddels wel een (door verweerder geaccepteerde) financiële verslaglegging is, ligt het op de weg van verweerder om te motiveren welk deel van de door eiseres gemaakte kosten subsidiabel zijn. Een nihilstelling waarbij wordt afgezien van terugvordering van de reeds via de voorschotten betaalde bedragen, zoals verweerder heeft gedaan, staat daaraan niet gelijk. Nu in elk geval aannemelijk is dat sprake is van subsidiabele kosten over het jaar 2017, daargelaten de hoogte daarvan, had verweerder de subsidie redelijkerwijs niet op nihil mogen vaststellen. Het beroep slaagt.
25. Bij deze uitkomst hoeven de overige beroepsgronden van eiseres geen bespreking meer.
26. Het vorenstaande betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. Het beroep is daarom gegrond.
27. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om finale geschilbeslechting. Het is echter niet aan de rechtbank om te beoordelen tot welk bedrag aan kosten sprake is van subsidiabele kosten voor het jaar 2017 en de subsidie op dat bedrag vast te stellen. De rechtbank ziet aldus geen ruimte om finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
28. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Verberne, voorzitter, mr. J.C.S. van Limburg Stirum en mr. C.M. Georgiades, leden, in aanwezigheid van mr. L.N. Linzey, griffier
.De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken.
Afschrift verzonden aan partijen op: