ECLI:NL:RBAMS:2021:4083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/697503 / KG ZA 21-126
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bankrelatie door Rabobank met European 7 Seas B.V. en aanverwante vennootschappen wegens witwasrisico's

In deze zaak vorderde European 7 Seas B.V. en haar aanverwante vennootschappen (hierna: 7 Seas) van de coöperatie Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) dat de bankrelatie met hen zou worden voortgezet. De achtergrond van de vordering ligt in de beëindiging van de bankrelatie door Rabobank, die dit deed op basis van zorgen over witwasrisico's en onvoldoende grip op de activiteiten en het verdienmodel van 7 Seas. De voorzieningenrechter heeft op 1 april 2021 uitspraak gedaan in kort geding.

De feiten van de zaak tonen aan dat 7 Seas een financiële holding is die zich bezighoudt met de groothandel in elektronische- en telecommunicatieapparatuur. De bankrelatie met Rabobank werd in 2020 beëindigd na een reeks van signalen die duidden op mogelijke betrokkenheid bij financieel-economische criminaliteit. Rabobank had herhaaldelijk om verduidelijking gevraagd over de herkomst van gelden en de bedrijfsvoering van 7 Seas, maar de antwoorden bleken onvoldoende om de zorgen van de bank weg te nemen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Rabobank op basis van de Algemene Bankvoorwaarden en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gerechtigd was om de relatie met 7 Seas te beëindigen. De rechter concludeerde dat de vordering van 7 Seas niet toewijsbaar was, omdat niet aannemelijk was dat zij in een bodemprocedure in het gelijk zou worden gesteld. 7 Seas werd veroordeeld in de proceskosten van Rabobank, die op € 1.683,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/697503 / KG ZA 21-126 EAM/EB
Vonnis in kort geding van 1 april 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN 7 SEAS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN 7 SEAS MARKETING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 9 maart 2021,
advocaat mr. N. Overeem te 's-Gravenhage,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. R.E. de Groot en mr. R.M. Vermaire te Utrecht.
Partijen zullen hierna ook wel 7 Seas en Rabobank worden genoemd. Afzonderlijk zullen eisers worden aangeduid als European 7 Seas B.V., European 7 Seas Marketing B.V. (samen ook wel de 7 Seas vennootschappen) en [eiser sub 3] .

1.De procedure

Op de zitting van 18 maart 2021 heeft 7 Seas de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en Rabobank tevens een ‘akte toepasselijke juridisch kader’. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.
Ter zitting waren aan de zijde van 7 Seas aanwezig [eiser sub 3] (voor zichzelf en als (indirect) bestuurder en aandeelhouder van de 7 Seas vennootschappen), [naam 1] (door [eiser sub 3] gevolmachtigd om naast hem het woord te voeren), [naam 2] (van Accountantskantoor [naam 3] ) en mr. Overeem.
Aan de zijde van Rabobank waren aanwezig [naam 4] en [naam 5] (CDD analisten), [naam 6] (CDD adviseur), mr. De Groot en mr. Vermaire.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 3] is directeur-aandeelhouder van European 7 Seas B.V. Deze financiële holding is op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder van European 7 Seas Marketing B.V, welke vennootschap sinds november 2008 een groothandel in elektronische- en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen drijft.
2.2.
Alle eisers hebben een of meer bankrekeningen bij Rabobank. De 7 Seas vennootschappen hebben ook rekeningen bij ING, Bunq en Knab. [eiser sub 3] heeft ook nog een bankrekening bij ABN AMRO Bank.
2.3.
Op 1 december 2014 heeft [eiser sub 3] , via een AB-BC transactie (waarbij hij C was) onroerend goed aan de [adres] gekocht voor € 220.000,00. Het geld voor die aankoop is in de vorm van een lening aan hem ter beschikking gesteld door European 7 Seas Marketing B.V. [eiser sub 3] heeft het onroerend goed iets meer dan vier jaar later verkocht voor € 475.000,00.
2.4.
De omzet van European 7 Seas is gestegen van € 6,5 miljoen in 2016 tot bijna € 35 miljoen in 2018.
2.5.
In 2019 en 2020 heeft European 7 Seas in totaal € 500.000,00 overgemaakt naar de Litouwse vennootschap UAB Nijanga.
2.6.
In september 2019 zijn invallen gedaan bij een groot aantal telecomwinkels aan de [locatie] in [plaats] , in het kader van een onderzoek door de politie, de FIOD en de belastingdienst naar ondergronds bankieren en witwassen.
2.7.
Bij brief van 5 maart 2020 heeft de Belastingdienst 7 Seas geïnformeerd dat zij in de jaren ervóór voor een bedrag van € 33.313.191,00 opgaven wegens intracommunautaire prestaties had ingediend waarop leveringen waren vermeld aan ondernemers waarvan inmiddels het btw-nummer was afgevoerd. 7 Seas is in deze brief gewaarschuwd haar leveranciers en afnemers zorgvuldig te kiezen om te voorkomen dat zij betrokken raakt in bijvoorbeeld btw-fraude.
2.8.
In een brief van 12 maart 2020 aan 7 Seas heeft Rabobank meegedeeld dat de relatie met haar potentieel een onacceptabel risico voor de bank vormt, in verband met de eisen die de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) aan haar stelt. Het algehele beeld van de klantrelatie is volgens de bank dat er tientallen miljoenen aan omzet over de rekening gaan, afkomstig van partijen binnen en buiten Europa, in een business die een zeer groot witwasrisico kent. Daar komt volgens de bank nog bij dat [eiser sub 3] actief is in commercieel vastgoed en zakenrelaties onderhoudt met partijen die zijn gevestigd in het gebied in [plaats] waar de invallen zijn gedaan. De bank heeft 7 Seas geïnformeerd het niet wenselijk te vinden om de relatie te continueren, maar haar de mogelijkheid te geven om aan te tonen dat de bank geen onaanvaardbare risico’s als bedoeld in de Wwft loopt. Bij deze brief zat een bijlage met informatie die Rabobank wilde ontvangen.
2.9.
Op 30 april 2020, binnen de (na verleend uitstel) gestelde termijn, heeft 7 Seas documentatie aangeleverd. In een uitvoerig gemotiveerde brief van 11 juni 2020 heeft Rabobank geantwoord dat die documentatie geen aanleiding geeft om haar standpunt te wijzigen en aangekondigd de relatie te zullen beëindigen per 11 augustus 2020.
2.10.
Bij brief van 7 juli 2020 heeft 7 Seas via haar advocaat het overleg met Rabobank gezocht. De bank heeft 7 Seas vervolgens alsnog in staat gesteld om door beantwoording van concrete vragen, schriftelijk en tijdens besprekingen, inzicht te geven in haar bedrijfsactiviteiten. Op 22 januari 2021 heeft Rabobank laten weten vast te houden aan de beëindiging van de relatie met 7 Seas, en haar tot 19 februari 2021 de tijd gegeven om zich voor te bereiden op die beëindiging. Naderhand heeft zij toegezegd de uitkomst van dit kort geding af te zullen wachten.

3.Het geschil

3.1. 7
Seas vordert, kort gezegd, Rabobank te veroordelen de relatie met haar voort te zetten totdat in een nog te voeren bodemprocedure is geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de opzegging van die relatie, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Rabobank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering om een bankrelatie te continueren, is in kort geding toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en als niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden mag Rabobank de relatie met een klant beëindigen zonder dat die klant in verzuim is met de nakoming van een verplichting. Daarbij moet de bank wel haar zorgplicht jegens de klant in achtnemen. Beëindiging van de relatie is alleen niet toegestaan als die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.3.
Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank zijn cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet hij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door hem aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten.
4.4.
De banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 van de Algemene Bankvoorwaarden).
4.5.
In de kern komt dit geschil erop neer dat Rabobank in haar cliëntonderzoek naar 7 Seas allerlei ongerijmdheden en indicatoren voor witwassen heeft geconstateerd, zogenaamde
red flags, en dat de door 7 Seas gegeven antwoorden de zorgen van Rabobank niet hebben kunnen wegnemen. De bank heeft na alle verstrekte informatie nog steeds geen grip op de onderneming en het verdienmodel van 7 Seas. Het voert te ver om op al de door Rabobank gesignaleerde punten in te gaan, maar de meest in het oog springende zullen hierna worden besproken.
4.6.
Onduidelijk is wat de toegevoegde waarde van 7 Seas in de handelsketen is. Zij koopt van, en verkoopt aan andere groothandelaren. Al die handelaren maken gebruik van dezelfde online platforms. De vraag rijst dan waarom afnemers van 7 Seas niet rechtstreeks inkopen bij haar leveranciers. Het antwoord van 7 Seas, dat één bedrijf niet in alle gevraagde producten in de branche kan voorzien en elke onderneming daarom een verschillend accent legt en voor het overige via zijn contacten probeert gevraagde producten te leveren, laat aan duidelijkheid te wensen over. 7 Seas heeft een rapport van ICT consultancy bureau Strict overgelegd, waarin wordt beschreven hoe wereldwijd wordt gehandeld in mobiele toestellen. Dat rapport gaat echter uit van andere uitgangspunten dan in deze zaak aan de orde zijn. Zo houdt 7 Seas een bedrijfspand en voorraden aan en doet zij geen aanbetalingen op de door haar geplaatste orders, maar betaalt zij die telkens volledig. Het rapport is daarom niet bruikbaar als toelichting op de bedrijfsvoering van 7 Seas. Bij het ontbreken van toegevoegde waarde in de handelsketen hebben de activiteiten van 7 Seas veel weg van het heen en weer pompen (wat lijkt op rondpompen) van geld, wat een indicator is voor witwassen.
4.7.
Rabobank heeft ook terechte vragen gesteld over de wijze waarop 7 Seas de forse groei van haar onderneming, de aankoop van een bedrijfspand en de – naar eigen zeggen van 7 Seas – investering in een windmolenpark in Litouwen heeft kunnen financieren. De marges die zij maakt op de aan- en verkoop van smartphones variëren tussen de 1,68% en 3,78% en zijn dus minimaal. Daarvan moet zij ook nog de nodige kosten betalen, zoals personeelskosten (7 Seas stelt vijf man personeel in dienst te hebben), opslag- en transportkosten. Veel winst zal er dus niet worden gemaakt. De groei en investeringen zijn ook niet extern gefinancierd. De door 7 Seas gegeven verklaringen (1) dat de marges laag zijn, het dus om volume gaat en de omzet per transactie relatief hoog is en (2) dat de vraag naar smartphones flink is toegenomen vanaf 2016 en dat er veel nieuwe modellen en kleurstellingen zijn bijgekomen, maken niet duidelijk waar 7 Seas de middelen vandaan haalt om de grote volumes smartphones te kunnen betalen, € 220.000,00 voor de aankoop van het bedrijfspand vrij te maken en € 500.000,00 te investeren in een windmolen(park). De bank heeft dus terechte vragen over de herkomst van de gelden van 7 Seas.
4.8.
In het verleden heeft 7 Seas voor grote bedragen zaken gedaan met zogenoemde ‘ploffers’, zo blijkt uit de door de belastingdienst in maart 2020 gegeven waarschuwing. Ook sindsdien voert 7 Seas een beperkte controle uit op haar zakenrelaties. Zij vraagt hen om een legitimatiebewijs, controleert het btw-nummer via VIES (en na de transactie houdt de belastingdienst het btw-nummer in de gaten), ze controleert het uittreksel uit het handelsregister en heeft contact met de bestuurder. Dat is onvoldoende en zij kán ook meer doen, zoals onderzoek in openbare bronnen zoals de bank heeft gedaan. 7 Seas moet alles doen wat redelijkerwijs van haar mag worden verwacht om te voorkomen dat zij onderdeel gaat uitmaken van een keten waarin btw-fraude wordt gepleegd. Dat haar business een snelle handel is, ontslaat haar niet van die verantwoordelijkheid. Anders dan 7 Seas meent, is het niet aan Rabobank om haar voor te schrijven welk onderzoek zij naar haar zakenrelaties moet doen.
4.9.
Volgens [eiser sub 3] is hij 100% eigenaar van Nijanga, de Litouwse vennootschap waaraan € 500.000,00 is overgemaakt, en heeft hij die vennootschap in 2019 opgericht om van daaruit investeringen voor zijn (aanvullend) pensioen te doen. Hij heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij eigenaar van Nijanga is en de vennootschap is niet in 2019, maar in 2003 opgericht. [eiser sub 3] heeft niet consistent geantwoord op vragen van Rabobank over (de activiteiten van) Nijanga. Dat dit door een taalbarrière komt, is voorshands niet aannemelijk. [eiser sub 3] bleek op de zitting goed Nederlands te spreken. Onduidelijk is al met al gebleven wat de herkomst en de bestemming van de € 500.000,00 is geweest.
4.10.
[eiser sub 3] heeft het bedrijfspand aan de [locatie] vijf jaar na de aankoop verkocht voor meer dan het dubbele dan waarvoor hij het had gekocht. 7 Seas stelt dat het pand is verkocht aan de zittende huurder en dat de koopprijs is vastgesteld aan de hand van kapitalisatiefactor 10, dus tien keer de jaarhuur, wat volgens hem een normale factor is bij de verkoop van verhuurde bedrijfsruimte. Als verklaring voor de prijsstijging heeft zij verder gegeven dat de locatie geliefd is bij ondernemers die niet op de nabijgelegen Beverwijkse Bazaar terecht kunnen en dat [eiser sub 3] bovendien een muur had weggebroken wat de bedrijfsruimte aantrekkelijker maakte. Rabobank kan de waardestijging desondanks niet rijmen met de veel lagere waardeontwikkeling van de zakelijke vastgoedmarkt in [plaats] . Bij dit alles komt dat onduidelijk is gebleven waarom het pand destijds via een AB-BC constructie is aangekocht.
4.11.
Een laatste punt waarop hier wordt ingegaan is een door Rabobank gesignaleerde indicator voor
phantom shipping,een vorm van witwassen. Uit overgelegde stukken blijkt dat European 7 Seas Marketing B.V. op 12 december 2017 twee zendingen van dezelfde soort mobiele telefoons (Iphone 5 SE 32 GB US Spec Unlocked Reseal) heeft verzonden aan een afnemer op Cyprus. De zending van 328 stuks bestond uit vijf pakketten van elk 40 kilo. De zending van 360 stuks, dus 32 stuks méér, bestond uit zes pakketten van elk 18 kilo, in totaal dus 92 kilo minder. De daarvoor gegeven verklaring dat goedkopere toestellen doorgaans per 100 stuks worden verpakt en lichter zijn en dan de duurdere, die doorgaans per 60 stuks worden verpakt, gaat hier niet op omdat het om dezelfde soort telefoons gaat. De andere gegeven verklaring, dat de ene zending mogelijk wel accessoires bevatte en de andere niet, is niet overtuigend.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat Rabobank zich het afgelopen jaar heeft ingespannen om grip te krijgen op de activiteiten en het verdienmodel van 7 Seas, zoals de Wwft van haar eist, maar daarin niet is geslaagd omdat de gegeven antwoorden de – deels wezenlijke – vragen niet wegnemen en gevraagde stukken niet zijn overgelegd. Er was dan ook voldoende grond voor de bank om de relatie met 7 Seas te beëindigen, ook indien de uiterste consequentie daarvan is dat 7 Seas haar activiteiten moet staken. De gehanteerde opzegtermijn is redelijk.
4.13.
Rabobank heeft ook de relatie met [eiser sub 3] in privé opgezegd, omdat zij elk vertrouwen in hem is verloren, gelet op de manier waarop hij als (indirect) bestuurder van de 7 Seas vennootschappen aan zijn informatieplicht heeft voldaan, of liever gezegd níet heeft voldaan. Inderdaad is het [eiser sub 3] die de bank de gevraagde duidelijkheid had kunnen en moeten geven, maar dat niet heeft gedaan. Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden is Rabobank in beginsel gerechtigd de relatie met haar klanten te beëindigen en de opzegging van de relatie met [eiser sub 3] is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Bovendien zal [eiser sub 3] door die beëindiging niet zijn afgesloten van het economisch verkeer. Hij kan in ieder geval aanspraak maken op een convenantrekening, als andere banken hem ook niet (langer) als klant zullen willen hebben als gevolg van de opzegging door Rabobank. De bank heeft ook toegezegd dat zij hem die basisbetaalrekening zo nodig ter beschikking zal stellen.
4.14.
Nu niet aannemelijk is dat 7 Seas in een bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld, is de vordering in kort geding niet toewijsbaar.
4.15. 7
Seas zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt 7 Seas in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
veroordeelt 7 Seas in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: eB