ECLI:NL:RBAMS:2021:4068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
13/078294-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen met bijbehorende munitie, toepassing van jeugdstrafrecht niet gerechtvaardigd

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 maart 2021 een vuurwapen met bijbehorende munitie heeft verkocht. Het onderzoek naar de verdachte begon op 8 maart 2021, toen het team cybercrime ontdekte dat via een Telegramaccount vuurwapens te koop werden aangeboden. De verdachte werd op 19 maart 2021 op heterdaad betrapt toen hij een pistool en zeven patronen verkocht aan undercoveragenten. Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte ontkend te weten dat hij een vuurwapen verkocht, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verbalisanten betrouwbaar waren en dat de verdachte op de hoogte was van de verkoop van het vuurwapen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weigerde het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er onvoldoende pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden waren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de jonge leeftijd van de verdachte, maar vond dat de omstandigheden niet voldoende waren om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een begeleid wonen traject.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/078294-21
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [plaats 1] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 19 maart 2021 heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en/of overdragen van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 8 maart 2021 is een onderzoek gestart naar het Telegramaccount met de profielnaam “ [profielnaam] ”. De aanleiding hiervoor was de ontdekking van het team cybercrime van de Dienst Regionale Recherche, afdeling Generieke Opsporing van de Eenheid Amsterdam, dat in de Telegramgroep “ [naam telegramgroep] ” via dit account twee vuurwapens te koop werden aangeboden, waaronder een FN Browning 1900. In het kader van dit onderzoek werd door verbalisanten, werkzaam bij het Team Heimelijke Operaties, met de gebruiker van het Telegramaccount “ [profielnaam] ” contact gelegd. Via chatcontact is afgesproken dat op 19 maart 2021 aan het Niftrikhof te Amsterdam een fysieke ontmoeting zou plaatsvinden voor de (pseudo)koop van een wapen. Op die afspraak is verdachte komen opdagen. De agenten van het Team Heimelijke Operaties hebben van hem het in de tenlastelegging vermelde vuurwapen gekocht met 7 daarbij behorende patronen.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd en zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De verdachte heeft betwist dat hij, voordat de ontvanger het pakje openmaakte, wist dat het pakketje dat hij heeft afgeleverd een vuurwapen bevatte.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op grond van het wapenonderzoek, de bevindingen van de verbalisanten van het Team Heimelijke Operaties en de door verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2021 afgelegde verklaring, het volgende vast.
Op 19 maart 2021 heeft verdachte – na onderhandeling over de prijs – aan verbalisanten van het Team Heimelijke Operaties een vuurwapen (een pistool van het merk Fabrique Nationale Browning, model 1900, kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto)) met bijbehorende munitie (zeven volmantelrondneuspatronen van het kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto)) verkocht voor € 2.050,00.
De verbalisanten aan wie verdachte het vuurwapen en de munitie heeft verkocht hebben verklaard dat verdachte voorafgaand aan de verkoop tegen hen heeft gezegd dat hij één wapen bij zich had en dat het andere zojuist was verkocht. Verdachte heeft een vuurwapen uit een sok gehaald en een aantal patronen uit een papiertje, nádat de verbalisanten hem hadden gevraagd of hij bij zich had waarvoor zij waren gekomen. Verbalisanten hebben gezien dat in de houder van het vuurwapen geen patronen zaten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 juni 2021 verklaard dat hij het voorwerp in de sok en het papiertje waarin ook iets zat voor € 2.200,00 moest overdragen aan iemand voor een man uit de buurt, genaamd “ [naam] ”. Verdachte voelde zich hiertoe gedwongen. Hij zag voor het eerst dat in de sok een vuurwapen zat toen de verbalisant het wapen uit de sok haalde. Doordat de verbalisant hem vervolgens vroeg waar de kogels waren wist verdachte dat in het papiertje kogels zaten.
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij voorafgaand aan de verkoop van het vuurwapen en de munitie wist wat hij verkocht, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bevindingen van de verbalisanten. Het door verdachte gevoerde gesprek met de verbalisanten laat er geen twijfel over bestaan dat verdachte voorafgaand aan de verkoop wist dat hij een vuurwapen en munitie zou overdragen aan de verbalisanten. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat verdachte wist wat hij ging verkopen doordat uit de verklaring van verdachte en de verbalisanten naar voren komt dat verdachte de ruimte had om over de verkoopprijs te onderhandelen. Bovendien kon verdachte niet vertellen wat de echte naam is van “ [naam] ” of waar hij woont en zijn de omstandigheden rond de door “ [naam] ” gegeven opdracht ondanks doorvragen van de rechtbank erg vaag gebleven. De verklaring van verdachte is daarom niet geloofwaardig.
Daarmee was het opzet van verdachte gericht op het voorhanden hebben en overdragen van het vuurwapen. Daarom vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, omdat het handelen van verdachte gelijktijdig zowel het voorhanden hebben als het overdragen van een vuurwapen met bijbehorende munitie oplevert. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafmaat.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 19 maart 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Fabrique Nationale Browning, model 1900, kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 volmantelrondneuspatronen van het kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – met toepassing van het volwassenenstrafrecht – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht bij Reclassering Nederland, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan het vinden en verkrijgen van dagbesteding in de vorm van werk of opleiding. De officier van justitie heeft benadrukt dat, vanwege de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een lagere straf.
8.2.
Strafmaatverweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie/gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft vastgezeten. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering is geadviseerd. Daarbij heeft zij benadrukt dat verdachte moet worden aangemerkt als een first-offender en dat hij niet het brein was achter de verkoop van het wapen. Verdachte is kwetsbaar en is gebruikt door anderen. De raadsvrouw heeft benadrukt dat verdachte hulp en ondersteuning van de reclassering goed kan gebruiken. Verdachte is gemotiveerd en wil hieraan meewerken.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. Bovendien maakt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat daarom tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door reclasseringswerker mevrouw A. Belhadj opgestelde adviesrapport van Reclassering Nederland van 8 juni 2021. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat verdachte is opgegroeid in [plaats 2]. Een stabiele woonsituatie ontbreekt. Het is verdachte nog niet gelukt om een opleiding af te ronden. Verdachte wilde starten met de schildersopleiding, maar dit is niet gelukt vanwege zijn aanhouding in deze zaak.
Het risico op recidive wordt ingeschat als verhoogd indien de leefsituatie van verdachte niet wordt gestabiliseerd. In het kader van het tenlastegelegde heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte vatbaar is voor negatieve beïnvloeding door anderen. Doordat verdachte woonachtig is in een buurt waar veel criminaliteit plaatsvindt maakt de reclassering zich zorgen om hem. Verdachte lijkt afstand te willen nemen van verkeerde jongens uit de buurt, maar blijkt niet in staat om dit zelfstandig te bewerkstelligen. Bovendien is verdachte – op een veroordeling uit 2013 na – niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Met de juiste hulp en begeleiding wordt verdachte in staat geacht om een delictvrij bestaan en een stabiele leefsituatie op te bouwen. Als verdachte vrijkomt kan hij tijdelijk terugkeren naar het huis van zijn ouders, waar ook zijn zus woont met haar kind. Sinds februari 2021 verrichtte verdachte in het kader van een betaalde stage werkzaamheden als schilder. Verdachte is aangemeld voor de opleiding isolatietechniek (mbo niveau 2) aan het [school] te Amsterdam.
Op grond van deze omstandigheden is geadviseerd om verdachte te berechten via het jeugdstrafrecht. In het kader van een strafoplegging wordt geadviseerd om een reclasseringstoezicht op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij Reclassering Nederland, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan het vinden en verkrijgen van dagbesteding in de vorm van werk of opleiding. Vanwege het hoge recidiverisico en de zorgelijke woonomgeving van verdachte is geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 22 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kán ook een straf overeenkomstig het jeugdstrafrecht worden opgelegd, als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet – anders dan de reclassering – geen aanleiding om verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht te berechten, omdat onvoldoende is gebleken dat nog sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden.
Alles afwegende zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, maar ook met de jonge leeftijd van verdachte. Verder heeft de rechtbank meegewogen dat sprake is van eendaadse samenloop en dat verdachte moet worden aangemerkt als een first-offender. Anders dan waar de officier van justitie vanuit gaat, kan de rechtbank op basis van dit dossier niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte ook degene is die het Telegramaccount beheerde. Dit heeft tot gevolg dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte door iemand anders of anderen werd aangestuurd. Bovendien kan oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel bijdragen aan het terugdringen van het recidiverisico. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: G6038324, FN);
  • 7 STK Patroon (Omschrijving: G6038331, S&B).
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en;
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en;
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en;
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- meewerkt aan een begeleid wonen traject of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plek voor hem is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- wordt verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van
opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken;
- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: G6038324, FN);
  • 7 STK Patroon (Omschrijving: G6038331, S&B).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2021.
[…]