ECLI:NL:RBAMS:2021:4064

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
13/302559-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mishandeling van een ambtenaar door verdachte

Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Rochee Diëgo Demidof, die beschuldigd werd van mishandeling van een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 december 2019 in Amsterdam een aspirant van de politie, [naam], met gebalde vuist tegen het gezicht heeft geslagen. De rechtbank heeft het bewijs voor de mishandeling gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van één maand geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van twee weken op te leggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en de psychische toestand van de verdachte, die mogelijk invloed heeft gehad op zijn gedrag ten tijde van het delict.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, [naam], een schadevergoeding van €285,00 toegewezen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schade kan verhalen, ook als de verdachte niet in staat is om te betalen. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling bij gebreke van betaling vastgesteld op maximaal één dag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/302559-19
Datum uitspraak: 10 juni 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. F.M.M.M. Vogels naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort gezegd, beschuldigd van mishandeling van ambtenaar [naam] (aspirant van politie Eenheid Amsterdam) door hem met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan op 18 december 2019 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel – met de officier van justitie en de raadsman – dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Op 18 december 2019 te Amsterdam een ambtenaar, [naam] , aspirant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met voetsurveillance, heeft mishandeld, door voornoemde [naam] met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft benadrukt dat vastzitten in detentie verdachte niet zal helpen bij het opbouwen van een stabiele leefsituatie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een ambtenaar. Hij heeft het slachtoffer met gebalde vuist tegen zijn gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer pijn heeft ondervonden. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer als gevolg van de mishandeling een week na het incident nog steeds pijn ondervond tijdens het eten, lachen en tandenpoetsen. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer.
Uit het strafblad van verdachte van 28 mei 2021 blijkt dat dit niet de eerste keer is dat verdachte een ambtenaar heeft mishandeld. Bovendien is verdachte vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten die verband houden met het openbaar gezag.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee weken opleggen, met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van (de hoogte van) deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en het strafblad van verdachte, maar ook met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts wordt als strafverminderend meegewogen dat uit de door psychiater B.E.A. van der Hoorn destijds opgestelde Pro Justitia rapportage van 11 februari 2020 naar voren komt dat verdachte verward gedrag vertoonde, waardoor niet kan worden uitgesloten dat het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde (al dan niet gedeeltelijk) door psychiatrische problematiek is beïnvloed.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam] vordert € 285,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Daarom heeft de benadeelde partij, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 285,00 zodat het gevorderde bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.
Het is niet te verwachten dat verdachte in de enigszins nabije toekomst zal kunnen beschikken over enige verdienmogelijkheid. Daarom zal de rechtbank de duur van de bij gebreke van betaling en verhaal toe te passen gijzeling telkens vaststellen op maximaal één dag.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam]toe tot een bedrag van
€ 285,00 (tweehonderdvijfentachtig euro)ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 december 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [naam] aan de Staat € 285,00 (tweehonderdvijfentachtig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 december 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. R.C.J. Elte-Hamming en A.F. Bazdidi Tehrani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2021.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte Rochee Diëgo Demidof is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [naam] , aspirant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met voetsurveillance, heeft mishandeld, door voornoemde [naam] eenmaal of meerdere malen (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, in elk geval op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen.