Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het importeren van heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het importeren van in totaal 4.840 gram heroïne, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van medeplegen. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 juni 2021, waar de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, de vordering indiende en de raadsman, mr. S.J. van der Woude, de verdediging voerde. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het medeplegen van het importeren van heroïne in maart 2021 en de poging tot het medeplegen van het importeren van heroïne in de periode van september tot december 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor feit 2, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.
De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk heroïne had geïmporteerd, nadat op 8 maart 2021 een postpakket met 400 gram heroïne op Schiphol was onderschept. Verdachte had via WhatsApp gecommuniceerd over de pakketten en ontving op 17 maart 2021 nog twee pakketten met respectievelijk 2.960 gram en 1.480 gram heroïne. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat hij niet kon aantonen dat de pakketten voor iemand anders waren en hij geen details kon geven over deze persoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de pakketten drugs bevatten, wat leidde tot de bewezenverklaring van feit 1. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die lager was dan de eis van de officier van justitie, maar passend werd geacht gezien de ernst van het feit en de omstandigheden.