ECLI:NL:RBAMS:2021:4058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 417 & AWB - 20_6510
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke door verweerder op 19 april 2020 werd afgewezen. Eiseres had zich eerder ziekgemeld en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige concludeerde men dat eiseres per 11 maart 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen de afwijzing en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat het onderzoek zorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige logisch voortvloeiden uit de rapportages. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de WIA-uitkering en dat de terugvordering van het voorschot terecht was. De beroepen van eiseres werden ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de door eiseres gemaakte proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/6510 en AMS 21/417

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. Mulder),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 19 april 2020 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met een besluit van 20 april 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder het aan eiseres betaalde voorschot op de WIA-uitkering teruggevorderd.
Met een besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
Met een afzonderlijk besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2021. De zaken zijn gevoegd behandeld.
Namens eiseres was aanwezig mr. R.A.M. Koolen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde verweerder] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Eiseres is werkzaam geweest als kapster. Aansluitend ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres heeft zich op 14 maart 2018 vanuit de WW ziekgemeld wegens lichamelijke en psychische klachten, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen. Eiseres heeft op 3 december 2019 een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres heeft verweerder onderzoek laten doen door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben ieder een rapport uitgebracht. De conclusie van het onderzoek is dat eiseres per 11 maart 2020 voor minder dan 35% (meer specifiek: 11,42%) arbeidsongeschikt is.
3. Omdat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit 1 van verweerder, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van eiseres gekeken. De verzekeringsarts vindt dat de primaire medische beoordeling niet kan worden gehandhaafd en heeft op 10 november 2020 een nieuwe functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van
10 november 2020 geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor alle functies en heeft één nieuwe functie geduid. Volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep is eiseres nog steeds in staat om de andere drie functies uit te oefenen. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
4. Volgens eiseres is het medische onderzoek niet zorgvuldig verricht. Eiseres heeft fysieke klachten en daarom had de verzekeringsarts haar lichamelijk moeten onderzoeken. Dat er wegens corona geen fysieke afspraken worden gemaakt mag volgens eiseres niet rechtvaardigen dat verweerder een beoordeling maakt op grond van papieren stukken en een telefonische hoorzitting. Het is voor eiseres niet duidelijk waarom zij ten aanzien van het maken van hoofdbewegingen beperkt is tot 60 graden. Ten aanzien van de arbeidskundige gronden voert eiseres aan dat zij de functies productiemedewerker industrie, machinaal metaalbewerker en barbediende niet kan uitoefenen. Eiseres is namelijk beperkt op hoofdbewegingen en deze functies overschrijden eiseres haar belastbaarheid op dit punt. Eiseres kan de functies ook niet uitoefenen omdat zij dan de hele dag zal moeten zitten en in deze functies weinig afwisseling van houding mogelijk is. Ter zitting voert eiseres nog aan dat zij rond de datum in geding op grond van beperkingen aan haar bewegingsapparaat een medische urgentie verklaring heeft gekregen voor een verhuizing. Ter zitting vraagt eiseres zich verder af of verweerder wel rekening heeft gehouden met hetgeen [drs.] in het rapport van 31 maart 2020 schrijft over mogelijk onderhoudende factoren die kunnen liggen in het vermijden van bewegen bij irreëel cognities.
Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de terugvordering.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per 11 maart 2020 heeft afgewezen.
Het medische deel van het besluit
6. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Om aannemelijk te maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest en kan dit onderzoek de getrokken conclusies dragen. Verweerder heeft de resultaten van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook aan het bestreden besluit 1 ten grondslag mogen leggen. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan en dat het onderzoek daarom onzorgvuldig is. Dat is de rechtbank niet met eiseres eens. Naar vaste rechtspraak maakt het achterwege blijven van een lichamelijk onderzoek niet dat het onderzoek onzorgvuldig is. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, eiseres lichamelijk onderzocht en beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bevindingen van de verzekeringsarts meegenomen in zijn oordeel. Hij heeft het dossier bestudeerd en (tijdens de hoorzitting) telefonisch contact gehad met eiseres om haar medische situatie te bespreken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook de door eiseres in de bezwaarfase overgelegde medische informatie van de behandelend sector (onder andere het rapport van Reade) betrokken bij zijn oordeel.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de klachten van eiseres nog een paar extra beperkingen aangenomen. Hij heeft toegelicht dat hij geen bewegingsbeperkingen ten aanzien van de nek vond, maar in verband met de nekhernia een beperking op hoofdbewegingen niet verder dan 60 graden of uiterste standen heeft aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit voldoende gemotiveerd.
Het arbeidskundige deel van het besluit
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de functie productiemedewerker industrie niet kan uitvoeren omdat zij in die functie teveel hoofdbewegingen moet maken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 april 2021 toegelicht waarom deze functie wel geschikt is voor eiseres. In deze functie wordt namelijk niet met meer dan 45 graden het hoofd bewogen, waardoor de belastbaarheid binnen de mogelijkheden van eiseres blijft. Volgens eiseres is deze functie ook ongeschikt omdat zij de hele dag moet zitten en weinig afwisseling van houding mogelijk is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat afwisseling van houding mogelijk is en dat zitten tot één uur mogelijk is voor eiseres. Eiseres kan tot ongeveer acht uur per dag zittend werken. Volgens de arbeidsdeskundige blijft de belastbaarheid daarom binnen de mogelijkheden.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidskundige bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft toegelicht dat deze functie geschikt is voor eiseres.
10. Ook ten aanzien van de andere functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres.
Medische urgentieverklaring
11. Dat eiseres een medische urgentieverklaring heeft gekregen voor een verhuizing, is niet relevant voor de beoordeling van de vraag of zij recht heeft op een WIA-uitkering. Voor een medische urgentie geldt namelijk een ander toetsingskader dan voor de WIA.
Conclusie
12. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit 1 op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust. Het beroep tegen dit besluit is daarom ongegrond. Omdat eiseres geen afzonderlijke gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit 2, is daarom ook het beroep tegen dit besluit ongegrond. Verweerder heeft terecht besloten dat eiseres met ingang van 11 maart 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering en verweerder heeft het aan eiseres betaalde voorschot terecht teruggevorderd.
13. Omdat eiseres geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.