ECLI:NL:RBAMS:2021:4057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4144
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek en verzoek om herbeoordeling van een WIA-uitkering met betrekking tot toegenomen beperkingen en nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek en verzoek om herbeoordeling van een WIA-uitkering door eiser, die in Duitsland woont. Eiser heeft zich op 11 juni 2012 ziekgemeld en ontvangt een uitkering in Duitsland. Hij heeft in 2019 gevraagd waarom hij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt en heeft daarbij medische stukken overgelegd. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft dit opgevat als een herzieningsverzoek en heeft in een besluit van 11 december 2019 meegedeeld dat er geen nieuwe feiten zijn en dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering. Dit besluit is bevestigd in een bestreden besluit van 24 juni 2020, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft op 23 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die het eerdere besluit van 7 november 2014 onjuist maken. Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een WIA-uitkering vanwege multi morbiditeit, maar de rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de rapportages. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de rapporten niet aan de vereisten voldoen.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en de door hem gemaakte proceskosten worden niet vergoed. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4144

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Emlichheim (Duitsland), eiser

( [gemachtigde eiser] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat verweerder niet terugkomt op het besluit van 7 november 2014, omdat geen sprake is van nieuwe feiten. Eiser heeft daarom geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en daarbij nog overwogen dat ook geen sprake is van toegenomen beperkingen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2021.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde verweerder] .
Eiser en zijn gemachtigde waren -met voorafgaand bericht- niet aanwezig.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Eiser woont in Duitsland en was in Duitsland werkzaam bij de plantsoendienst. Hij heeft zich op 11 juni 2012 ziekgemeld. Eiser ontvangt een uitkering in Duitsland per
1 juli 2012. Eiser heeft per einde wachttijd, 9 juni 2014, een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag met een besluit van 7 november 2014 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. In 2018 heeft de Deutsche Rentenversicherung Westfalen verweerder verzocht te beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verweerder heeft bij besluit van 18 december 2018 aangegeven bij zijn beslissing van
7 november 2014 te blijven, omdat er geen nieuwe informatie beschikbaar is. Eiser heeft geen bezwaar ingesteld tegen het besluit van 18 december 2018.
2. Op 23 mei 2019 heeft eiser verweerder gevraagd waarom hij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt. Hij heeft daarbij medische stukken overgelegd. Verweerder heeft dit opgevat als een herzieningsverzoek en een verzoek om herbeoordeling. De primaire verzekeringsarts heeft de situatie van eiser beoordeeld. Verweerder heeft vervolgens met het primaire besluit besloten dat hij blijft bij zijn beslissing van
7 november 2014, omdat er geen nieuwe informatie beschikbaar is.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische situatie van eiser gekeken. Volgens deze verzekeringsarts kan de primaire medische beoordeling gehandhaafd worden. Verweerder heeft daarom met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt dat hij een WIA-uitkering zou moeten krijgen omdat er bij hem sprake is van Multi morbiditeit. De rechtbank begrijpt eiser zo, dat hij vindt dat hij recht heeft op een WIA-uitkering per 9 juni 2014 (einde wachttijd) en dat hij, voor zover hij per die datum geen recht heeft, in elk geval per latere datum recht heeft op een WIA-uitkering. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser onder andere een stuk overgelegd van 1 juli 2020 van de Deutsche Rentenversicherung Westfalen waaruit volgt dat in Duitsland per
1 januari 2014 volledige vermindering van validiteit is aangenomen. Eiser heeft ook een medisch rapport van 22 november 2019, ondertekend op 4 juni 2019, uit Duitsland overgelegd. Hierin staat dat eiser beperkingen heeft met betrekking tot de psychische belastbaarheid, het bewegingsapparaat en gevaar- en belastingfactoren.
Wat de rechtbank moet beoordelen
5. Nu het besluit van 7 november 2014 in rechte vast staat, moet de rechtbank eerst beoordelen of verweerder terecht heeft aangenomen dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die maken dat dat besluit onjuist is en dat eiser per 9 juni 2014 recht heeft op een WIA-uitkering. Verder moet de rechtbank beoordelen of verweerder terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde oorzaak.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht, dat het geen tegenstrijdigheden bevat en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de rapportages.
8. De primaire verzekeringsarts heeft de beschikbare medische informatie bekeken. Volgens deze verzekeringsarts is nog steeds sprake van dezelfde beperkingen als gevolg van eisers aandoeningen, namelijk neuritis vestibularis, cognitieve stoornis, toestand na mitraalklep endocarditis en reconstructie, COPD, astma bronchiale en slechthorendheid. Volgens deze verzekeringsarts volgt uit de medische informatie niet dat de beperkingen zijn toegenomen. Omdat dit een vereiste is van de Amber-beoordeling heeft eiser dus geen recht op een WIA-uitkering.
9. Eiser heeft afgezien van een hoorzitting in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en de door eiser overgelegde stukken in zijn oordeel betrokken. Hij constateert allereerst dat er gelet op de overgelegde informatie geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden sinds 2014. Verder constateert hij dat uit de medische informatie niet volgt dat sprake is van toegenomen beperkingen. In zijn rapport van
7 maart 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op door eiser in beroep nog overgelegde stukken. In zijn rapport van 21 juni 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nogmaals duidelijk uiteengezet waarom geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden en waarom bij eiser geen sprake is van toegenomen beperkingen.
10. Verweerder mocht gelet op deze rapporten oordelen dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verweerder hoeft dan ook niet terug te komen van zijn besluit van 7 november 2014. Verweerder mocht gelet op deze rapporten ook oordelen dat bij eiser geen sprake is van toegenomen beperkingen. Dat eiser een Duits pensioen ontvangt vanwege verminderde validiteit, op grond van de Duitse Wet inzake ouderdomsvoorzieningen agrariër, maakt niet dat hij ook recht heeft op een WIA-uitkering. Elk land heeft zijn eigen kaders, wetten en beoordelingscriteria. Het recht op een WIA-uitkering kan alleen worden bepaald aan de hand van de beoordelingscriteria die gelden voor de WIA.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
12. Omdat eiser geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.