ECLI:NL:RBAMS:2021:4009

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
AMS 20/5408
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen terugvordering van Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn zus, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de terugvordering van een te veel uitbetaalde Wajong-uitkering van € 353,00 over de periode van januari tot en met juni 2020. Het Uwv heeft het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen tijdig bewijs was aangeleverd waaruit bleek dat de zus van de eiser bevoegd was om hem te vertegenwoordigen. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 24 juni 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser heeft aangevoerd dat hij vrijstelling van het griffierecht wenste vanwege financiële problemen, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser, die onder curatele staat, niet tijdig het benodigde bewijs van machtiging had ingediend, ondanks eerdere communicatie van het Uwv waarin werd aangegeven dat dit noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaarschrift niet compleet was zonder het bewijs van machtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen recht had op de terugvordering van de Wajong-uitkering en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffiegeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5408

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).
Partijen worden hierna [eiser] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Op 4 augustus 2020 heeft het Uwv vastgesteld dat er van januari tot en met juni 2020 voor
€ 353,00 te veel Wajong [1] -uitkering is uitbetaald.
Op 25 september 2020 heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak op 24 juni 2021 via een videoverbinding behandeld.
[eiser] is verschenen met zijn zus [naam] als gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het griffierecht
1. [eiser] wil vrijstelling van het griffierecht omdat hij dit niet kan betalen. Hij zegt dat hij geen vermogen heeft en dat zijn inkomen minder dan negentig procent van de bijstandsnorm is. [eiser] heeft gegevens verstrekt maar de rechtbank heeft het verzoek vooralsnog afgewezen. [eiser] heeft het griffierecht voldaan. De rechtbank wijst het beroep op betalingsonmacht daarom af.
Wat er aan de procedure voorafging
2. [eiser] ontvangt een Wajong-uitkering en inkomsten uit loondienst. Sinds 28 augustus 2014 staat [eiser] onder curatele. Zijn zus [naam] is één van de curatoren. Zij heeft namens [eiser] het bezwaarschrift ingediend. Het Uwv heeft het niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv had [naam] gevraagd om aan te tonen dat zij haar broer mag vertegenwoordigen. Dat bewijs was niet op tijd ingediend.
Het oordeel van de rechtbank
3. [eiser] zegt dat bij het Uwv bekend was dat zijn zus als curator gemachtigd was om hem te vertegenwoordigen. [eiser] heeft de curatelebeschikking in het verleden al eens meegenomen naar het Uwv. Toen was het volgens een medewerker van het Uwv niet nodig om de beschikking in te zien, en is er een aantekening in het dossier van [eiser] gemaakt. Het Uwv heeft in de bezwaarprocedure niet aangegeven binnen welke termijn de beschikking ingediend moest worden. Het Uwv zou op 22 september 2020 in de ochtend over de kwestie terugbellen, maar dat is niet gebeurd.
4. De rechtbank oordeelt toch dat het Uwv het bezwaarschrift niet-ontvankelijk kon verklaren. Het Uwv heeft de bevoegdheid om van een gemachtigde te verlangen dat hij of zij een schriftelijk bewijs overlegt. [2] Anders kan het Uwv niet vaststellen of iemand werkelijk bevoegd is om voor iemand anders bezwaar in te dienen. Toen gevraagd werd naar een bewijs van machtiging, was het bezwaarschrift dus niet compleet en hoefde het Uwv het niet te behandelen.
5. [eiser] wist dat wanneer er geen bewijs zou worden aangeleverd, het bezwaar niet-ontvankelijk kon worden verklaard. Dat stond namelijk in de brieven van 3 september 2020 en van 21 september 2020. [eiser] heeft daarop geen bewijs van de machtiging aangeleverd. Daarom kon het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
6. Dat [eiser] de curatele in het verleden al eens bekend heeft gemaakt aan het Uwv, maakt dat niet anders. Het Uwv mocht in het kader van de bezwaarprocedure (opnieuw) naar een bewijs van machtiging vragen. Het maken van bezwaar is namelijk iets anders dan alleen maar contact opnemen. Dat er daarnaast verwarring is geweest wanneer zou worden teruggebeld, neemt niet weg dat het duidelijk was binnen welke termijn het bewijs van machtiging moest worden aangeleverd. Ook dat stond namelijk duidelijk vermeld in de brieven van 3 september 2020 en 21 september 2020.
7. [eiser] zegt daarnaast dat de € 353,00 aan Wajong-uitkering ten onrechte moet worden terugbetaald. [eiser] vindt dat het Uwv bij het uitbetalen zelf rekening had moeten houden met wijzigingen in het loon van [eiser] .
8. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom hoefde het bezwaar niet inhoudelijk te worden behandeld. Overigens lijkt het erop dat de € 353,00 terecht is teruggevorderd, want achteraf is gebleken dat [eiser] er geen recht op had.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan daar worden verzocht om een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.