ECLI:NL:RBAMS:2021:3962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
13/751050-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot huisarrest in Italië

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een Nigeriaanse man, geboren in 2000, die in Nederland gedetineerd is. Het EAB, dat op 25 november 2020 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De vordering tot overlevering is behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een order voor huisarrest, dat onder toezicht van de Italiaanse autoriteiten moet worden uitgevoerd.

De rechtbank concludeert dat de beslissing van de Italiaanse autoriteiten om huisarrest op te leggen, kwalificeert als een nationaal aanhoudingsbevel in de zin van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De rechtbank staat de overlevering toe, aangezien het EAB voldoet aan de wettelijke vereisten en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751050-21
RK nummer: 21/2850
Datum uitspraak: 8 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 november 2020 door de
Pre-trial investigation judge at the Court of Sassari(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juli 2021. Het verhoor heeft, via telehoren, plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, advocaat te Almere, die waarneemt voor mr. D.A.W. Dekker, en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
order applying a precautionary measure – house arrest. Uit de e-mail van 4 juni 2021 van de officier van justitie te Sassari, blijkt dat het arrestatiebevel is uitgevaardigd op 11 juni 2020 door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Sassari (referentienummer: RGNR 1755/2018, RG GIP 609/2020).
Uit de beslissing waarbij het huisarrest aan de opgeëiste persoon is opgelegd, blijkt over het karakter daarvan het volgende.
Huisarrest op grond van artikel 284 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering wordt ondergaan in de daartoe opgegeven woning met behulp van een elektronisch middel (enkelband). Daartoe wordt de gevangenneming gelast en wordt bepaald dat de betrokkene naar zijn woning wordt gebracht om ter beschikking te blijven van de gerechtelijke autoriteiten, met het verbod om de woning te verlaten zonder voorafgaande toestemming van de rechter en met de waarschuwing dat als hij zich niet houdt aan het verbod, hij zich zal moeten verantwoorden voor het plegen van het strafbare feit van ‘ontsnapping’. Daarbij kan hechtenis worden toegepast. Het huisarrest gaat gepaard met een verbod tot communicatie met welk middel dan ook (via telefoon, zowel vast als mobiel, fax, internet, e-mail, sms of andere vergelijkbare middelen) met personen anders dan huisgenoten. De politie wordt opgedragen controle uit te oefenen. De beslissing houdt verder in dat, als de betrokkene niet instemt met het dragen van de enkelband, reeds voor dat geval is bepaald dat de betrokkene in gewone hechtenis zal worden genomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het arrest
JZ, [1] de beslissing waarbij het huisarrest is opgelegd een “tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel” in de zin van artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ is en dat een dergelijke beslissing dus ten grondslag aan een EAB mag worden gelegd.
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, Kaderbesluit 2002/584/HBZ en artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW moet een vervolgings-EAB het bestaan vermelden van een nationaal “aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing”.
Zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) heeft overwogen in het arrest
Svishtov Regional Prosecutor’s Office, ziet dat begrip “op nationale maatregelen die een rechterlijke autoriteit vaststelt om een strafrechtelijk vervolgd persoon op te sporen en aan te houden teneinde hem voor een rechter te brengen zodat de strafprocedurele handelingen kunnen worden uitgevoerd”. [2]
Wat er ook zij van de door de officier van justitie aangehaalde bepaling en rechtspraak, is de rechtbank van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven schets van het karakter van de nationale beslissing – met name de omstandigheid dat met het oog op het ondergaan van het huisarrest de gevangenhouding wordt gelast teneinde de betrokkene naar zijn woning te brengen om daar ter beschikking van de gerechtelijke autoriteiten te blijven – volgt dat deze beslissing een nationaal “aanhoudingsbevel” in de zin van Kaderbesluit 2002/584/JBZ en de OLW oplevert.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Italiaans recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Italiaans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Pre-trial investigation judge at the Court of Sassari(Italië).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 28 juli 2016, C-294/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:610 (
2.HvJ EU 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187 (