ECLI:NL:RBAMS:2021:3924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
13.095340.19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid dagvaarding wegens innerlijke tegenstrijdigheid in strafzaak MDMA uitvoer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2021, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot uitvoer van 7.755 MDMA-pillen en het opzettelijk aanwezig hebben van deze pillen. De rechtbank constateerde dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig was, omdat de tenlastelegging zowel een poging als een voltooid delict omschreef. Hierdoor verklaarde de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het eerste feit nietig.

De rechtbank oordeelde verder dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de inhoud van de doos die hij ter verzending aanbood bij DHL. De officier van justitie had geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat de verdachte wist dat de doos MDMA-pillen bevatte, vooral gezien de camerabeelden die het gedrag van de verdachte niet bevestigden. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tweede tenlastegelegde feit.

De beslissing van de rechtbank hield in dat de dagvaarding nietig werd verklaard voor het eerste feit en dat het tweede feit niet bewezen werd geacht, wat leidde tot vrijspraak. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van 9 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.095340.19
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1960,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2021. Verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van:
Medeplegen van poging tot uitvoer van 7.755 MDMA pillen op 18 april 2019;
Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 7.755 MDMA pillen op 18 april 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.De geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft geconstateerd dat in de tenlastelegging onder 1 feitelijke uitvoeringshandelingen zijn opgenomen die volgens de definitie van artikel 1 lid 5 Opiumwet onder het begrip uitvoer vallen. Daarmee is in de tenlastelegging een voltooid delict omschreven. Onder feit 1 is dit echter eveneens als een poging tenlastegelegd. De tenlastelegging is daarmee innerlijk tegenstrijdig. Daarom heeft de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van dit feit nietig verklaard.
4. Vrijspraak
Zowel de officier van justitie als de raadsman vinden dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Verdachte heeft op 18 april 2019 een doos aangeboden bij DHL ter verzending naar Chili. In deze doos zaten MDMA pillen. Volgens de medewerker van DHL gedroeg verdachte zich zenuwachtig en agressief toen de medewerker de inhoud van de doos wilde controleren. De officier van justitie heeft nader onderzoek gedaan naar de camerabeelden en heeft geconstateerd dat dit gedrag op de beelden niet te zien is. Verdachte lijkt op de beelden gewoon heel rustig bij de desk te blijven staan, zijn papieren weer in zijn rugzak te doen en gewoon te blijven staan, totdat hij het geopende pakket weer terugkrijgt. De politie heeft geen nader onderzoek verricht naar deze gang van zaken.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist dat de inhoud van de doos die hij aanbood MDMA pillen bevatte, zeker niet nu de bevindingen van de politie na nader onderzoek door de officier van justitie in een ander daglicht zijn komen te staan en verdachte ontkent dat hij op de hoogte was van de inhoud van de doos. De rechtbank acht het tenlastegelegde daarom niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Ten aanzien van feit 1:
Verklaart de dagvaarding nietig.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 juli 2021.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2021 en schriftelijk vastgesteld en ondertekend op 23 juli 2021.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]