ECLI:NL:RBAMS:2021:3924
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid dagvaarding wegens innerlijke tegenstrijdigheid in strafzaak MDMA uitvoer
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2021, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot uitvoer van 7.755 MDMA-pillen en het opzettelijk aanwezig hebben van deze pillen. De rechtbank constateerde dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig was, omdat de tenlastelegging zowel een poging als een voltooid delict omschreef. Hierdoor verklaarde de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het eerste feit nietig.
De rechtbank oordeelde verder dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de inhoud van de doos die hij ter verzending aanbood bij DHL. De officier van justitie had geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat de verdachte wist dat de doos MDMA-pillen bevatte, vooral gezien de camerabeelden die het gedrag van de verdachte niet bevestigden. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tweede tenlastegelegde feit.
De beslissing van de rechtbank hield in dat de dagvaarding nietig werd verklaard voor het eerste feit en dat het tweede feit niet bewezen werd geacht, wat leidde tot vrijspraak. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van 9 juli 2021.