Beoordeling
9. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
10. De vorderingen zijn naar hun aard spoedeisend.
11. Ingevolge artikel 7:941 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervalt het recht op uitkering indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Volgens vaste jurisprudentie dient te worden onderzocht of daarbij de bedoeling is geweest om de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt.
12. In deze procedure is allereerst aan de orde de vraag of [eiser] de hiervoor bedoelde mededelingsplicht heeft geschonden en zo ja, of Allianz vervolgens heeft mogen overgaan tot de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in haar Incidentenregister en het EVR van het CIS, alsmede de melding bij het CBV. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
13. De kantonrechter zal in deze kort gedingprocedure uitgaan van de juistheid van de handgeschreven aantekeningen (hierna: Toedracht) die de AVI-onderzoeker tijdens het verhoor van 10 december 2019 heeft gemaakt omdat [eiser] alle pagina’s van de Toedracht immers ‘voor akkoord’ heeft ondertekend. Dat [eiser] onvoldoende de gelegenheid heeft gehad om deze aantekeningen door te lezen is tegenover het gemotiveerd betoog van Allianz onvoldoende feitelijk onderbouwd. En als dat al zo was, had [eiser] het ondertekenen van de Toedracht eenvoudigweg kunnen weigeren.
14. Naast voornoemd verhoor heeft [eiser] ook nog op andere momenten verklaard over de diefstallen die hem naar zijn zeggen in Barcelona zijn overkomen. Daarbij gaat het om de navolgende verklaringen:
- in zijn Instagrampost van 17 november 2019 verklaart [eiser] dat zijn tas en paspoort zijn gestolen:
“The I GOT ROBBED IN BARCELONA face. Bag stolen. Passport stolen. Wallet stolen. $60k in watches stolen [accountnaam] . …How? All over me getting a damn coffee for the team in @Starbucksbarcelona… I literally look away for one second and my backpack is gone from the chair. (…) I lost 60k and a passport this day.”
- aan de AVI-onderzoeker verklaart [eiser] dat niet zijn rugzak maar de rugzak van [naam 2] is gestolen, even later verklaart hij dat het een handtas van Louis Vuitton was;
- over de Instagrampost verklaart [eiser] aan de AVI-onderzoeker:
- [eiser] verklaart op het online-schadeformulier dat op 18 november 2019 een verlovingsring ter waarde van $ 9.500,00 met als aankoopdatum 2 oktober 2019 is gestolen, waarbij hij aangeeft geen aankoopnota in bezit te hebben;
- [eiser] verklaart aan de AVI-onderzoeker: ”
- [eiser] verklaart in zijn e-mail van 10 december 2019 dat hij in Barcelona juwelen heeft gekocht voor zijn werk met cash geld en dat hij geen verlovingsringen/juwelen heeft gekocht in Barcelona;
- [eiser] verklaart in zijn Instagrampost van 17 november 2019 dat zijn paspoort is gestolen;
- [eiser] verklaart op het online-schadeformulier dat zijn paspoort op 18 november 2019 is gestolen.
- [eiser] verklaart tegenover de AVI-onderzoeker eerst dat bij de eerste diefstal niet zijn paspoort, maar dat van [naam 2] is gestolen. Nadat de onderzoeker hem verzoekt het proces-verbaal van [naam 2] en haar aanvraag voor een nieuw paspoort in te sturen, past [eiser] zijn verklaring aan: hij weet niet of het paspoort van [naam 2] weg is. Hij verklaart dat het paspoort op de Instagrampost wel zijn paspoort is, maar dat hij in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat zijn paspoort was gestolen bij de eerste diefstal.
15. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de verklaringen die [eiser] tegenover Allianz en de AVI-onderzoeker heeft afgelegd over de toedracht van de twee diefstallen, en dan met name over het paspoort en de verlovingsring, niet consistent maar tegenstrijdig zijn.
16. Zo heeft [eiser] ten aanzien van de verlovingsring verschillende verklaringen afgelegd over de plaats waar en datum waarop hij de ring heeft gekocht, alsmede de middelen waarmee hij de verlovingsring heeft betaald (cash dan wel onttrokken aan handelsvoorraad). Ook heeft hij tijdens het verhoor gesteld niet over een bon/foto van de verlovingsring te beschikken omdat de aankoopnota is gestolen, terwijl een foto van de verlovingsring op zijn website stond en hij in deze procedure een appraisal van de ring overlegt. Tegenover deze - concrete - tegenstrijdigheden heeft [eiser] zijn - latere - stelling dat hij tijdens het verhoor op de vragen van de onderzoeker niet verklaarde over de aankoop van de geclaimde verlovingsring, maar over niet-geclaimde zakelijk gekochte sieraden, niet inzichtelijk onderbouwd. Zo ontgaat de kantonrechter waarom [eiser] over deze sieraden heeft verklaard als hij ze niet heeft geclaimd.
17. Naast deze tegenstrijdigheden heeft [eiser] geen opheldering verschaft over het feit dat de AVI-onderzoeker bij het ongedateerde aangifteformulier met betrekking tot de geclaimde diefstal een bladzijde heeft aangetroffen van een aangifte bij de politie van Barcelona van 16 november 2019 (twee dagen na de door [eiser] gestelde eerste diefstal van [naam 2] ). [eiser] heeft verklaard dat dit een pagina van het proces-verbaal van [naam 2] is die betrekking heeft op de eerste diefstal. Ondanks het verzoek van Allianz om afgifte van de volledige aangifte van de diefstal van 14 november 2019 heeft [eiser] daaraan niet voldaan.
18. Opmerkelijk is verder dat [eiser] over de diefstal op 18 november 2019 op zijn Instagram niets heeft gepost, terwijl hij over de eerste diefstal op 16 november 2019 uitvoerig heeft gepost. Indien [eiser] zo geschokt was over de hem op 18 november 2019 getroffen diefstal, dan lag het voor de hand dat hij hierover ook iets zou hebben gepost. Dat heeft [eiser] niet gedaan. De blogpost van 19 november 2019, waarin [eiser] een beloning uitlooft voor het retourneren van ‘relojes y joyas’ (vertaling: horloges en sieraden) vermeldt geen tweede diefstal. Bovendien zijn volgens het aangifteformulier van [eiser] van de tweede diefstal geen horloges gestolen. De omstandigheid dat [eiser] de - volgens zijn stelling - voor zijn webshop in Barcelona zakelijk gekochte sieraden niet heeft geclaimd doet aan de onjuistheid van de informatie over de diefstal op 18 november 2019 niet af.
19. Tot slot heeft [eiser] in de slotverklaring in het online aangifteformulier verklaard dat hij voor de gestolen verlovingsring “heel hard heeft gespaard”. Daarna heeft [eiser] verklaard dat hij de verlovingsring “heeft onttrokken uit zijn handelsvoorraad”. Desgevraagd heeft [eiser] ter zitting niets verklaard dat deze ongerijmdheid in een begrijpelijk daglicht zet. Met betrekking tot de vraag waarom [eiser] de kostbare (persoonlijke) verlovingsring überhaupt in zijn rugzak droeg, heeft [eiser] verklaard dat het de bedoeling was dat van deze ring met het meereizende model en [naam 2] , de fotograaf, foto’s zouden worden gemaakt ten behoeve van zijn webshop en/of Instagram account, maar dat het daarvan door de diefstal niet is gekomen. Ook deze verklaring bevreemdt nu [eiser] ’s avonds op 18 november 2019 om 22.00 uur online melding heeft gedaan van de diefstal en volgens zijn toelichting aan de AVI-onderzoeker de diefstal tussen 18.00 uur en 21.00 uur heeft plaatsgevonden. Voor die tijd was er dus op 18 november 2019, maar ook eerder in de periode dat [eiser] in Barcelona heeft verbleven, ruim de gelegenheid om foto’s te maken. [eiser] heeft behalve de appraisal geen enkele foto overgelegd van de litigieuze ring dan wel andere foto’s van modellen met sieraden die het gestelde doel van de trip en de aanschaf van andere sieraden onderbouwen.
20. Een en ander rechtvaardigt meer dan een redelijk vermoeden dat [eiser] Allianz onjuist en/of onvolledig heeft geïnformeerd over de geclaimde diefstal op 18 november 2019. De beschikbare informatie lijkt er op te wijzen dat er slechts één diefstal op 14 november 2019 heeft plaatsgevonden.
21. [eiser] had zijn stelling dat er op 18 november 2019 een diefstal heeft plaatsgevonden nader kunnen onderbouwen door een verklaring van [naam 2] te overleggen of meer inzicht kunnen verschaffen door overlegging van de ontbrekende pagina’s van het aangifteformulier bij de politie in Barcelona van 16 november 2019 over de eerste diefstal, maar heeft dat nagelaten.
22. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat [eiser] de in artikel 7:941 lid 2 BW bedoelde mededelingsplicht heeft geschonden.
uitgangspunt voor opname in het EVR
23. Ten behoeve van het externe waarschuwingssysteem hebben financiële instellingen, zoals Allianz, een Incidentenregister waaraan een EVR is gekoppeld. Registratie in het EVR kan verstrekkende gevolgen voor de geregistreerde hebben. Daarom moeten hoge eisen worden gesteld aan de gronden voor opname van de persoonsgegevens van een (rechts)persoon in het EVR. De vereisten voor opname zijn opgenomen in artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol. Deze houden in dat in voldoende mate moet vaststaan dat de gedraging van de betreffende persoon een bedreiging voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector vormt. Dit houdt in dat de gestelde feiten op grond waarvan de gegevens zijn geregistreerd, een gegronde verdenking van fraude moeten vormen (‘opzet te misleiden’). Aangifte van een strafbaar feit is geen vereiste voor de registratie. Vaste jurisprudentie is dat er een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aanwezig moet zijn en de verzekeraar gerechtvaardigde gronden voor de gegevensverwerking moet aanvoeren die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de geregistreerde.
24. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door [eiser] hierboven weergegeven afgelegde verklaringen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld op en heeft Allianz de verklaringen van [eiser] kunnen kwalificeren als een gedraging die een bedreiging kon vormen voor de (financiële) belangen van Allianz. Aangenomen moet worden dat [eiser] door zijn handelwijze de bedoeling heeft gehad om Allianz te bewegen tot het verstrekken van een uitkering van € 800,00 die Allianz zonder die schending van de mededelingsplicht niet zou hebben verstrekt. Dat reeds geen dekking bestond omdat de verzekering tijdens de reis was afgesloten, doet daar niet aan af.
proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsbeginsel
25. In artikel 5.2.1 sub c PIFI is dwingend voorgeschreven dat een proportionaliteitsafweging moet plaatsvinden voordat persoonsgegevens in het EVR mogen worden vastgelegd. Ook speelt de proportionaliteitseis bij de duur van de registratie een rol.
26. Allianz stelt zich op het standpunt niet zomaar tot registratie te zijn overgaan. [eiser] heeft zijn visie mogen geven op de verdenking, maar zijn reactie overtuigde Allianz niet.
27. De kantonrechter oordeelt dat Allianz voldoende heeft aangetoond een gerechtvaardigd belang te hebben gehad bij opname van de persoonsgegevens van [eiser] in de registers en te hebben voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel voordat zij [eiser] liet registeren. Allianz dient te kunnen uitgaan van de juistheid van de door een verzekerde verstrekte informatie. Doel van het Protocol is onder meer de continuïteit en de integriteit van de financiële sector te waarborgen. Allianz heeft ook voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Alleen dreiging met registratie is in dit geval een onvoldoende maatregel.
28. [eiser] heeft onvoldoende gesteld en met stukken onderbouwd op grond waarvan hij disproportioneel wordt geraakt in zijn belangen. Het is niet onmogelijk voor hem om nieuwe verzekeringen af te sluiten. Dat de daarbij gehanteerde voorwaarden nadeliger zullen zijn dan gebruikelijk heeft hij aan zichzelf te wijten en kan hem dan ook niet baten. Allianz heeft gemotiveerd gesteld dat de registers alleen zijn te raadplegen door deelnemende verzekeraars en niet door andere financiële instellingen, zoals banken. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door de registraties geen American Express-creditcard kan krijgen en belemmerd zal worden bij een sollicitatie in de financiële sector.
29. Allianz heeft ervoor gekozen de registratieduur tot twee jaar te beperken, omdat dit de eerste keer is dat bij [eiser] fraude is geconstateerd en het bedrag waarop hij aanspraak had kunnen maken beperkt zou zijn geweest. De maximale termijn voor de registratie is acht jaar.
30. De kantonrechter is van oordeel dat met de duur van twee jaar voldaan is aan de proportionaliteitseis en dat de belangen van [eiser] niet disproportioneel worden geraakt.
31. Een en ander betekent dat - in het bestek van dit kort geding - moet worden geconcludeerd dat [eiser] de gegrondheid van de reden van Allianz tot de registraties in haar Incidentenregister en in het EVR voor de duur van twee jaar niet voldoende gemotiveerd heeft weerlegd.
32. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom de melding bij het Centrum Verzekeringscriminaliteit hem raakt, zodat verwijdering van deze melding zal worden afgewezen.
33. De vorderingen onder 2b tot en met 2e zullen dan ook worden afgewezen.
34. Vervolgens is aan de orde de vraag of [eiser] recht heeft op teruggave van (een deel van) de door hem betaalde onderzoekskosten.
35. Allianz heeft aangevoerd dat het onderzoek is ingesteld vanwege de waarde van de geclaimde verlovingsring. Nu de verklaringen van [eiser] over de eerste en tweede diefstal tegenstrijdig en inconsistent waren, is voldoende aannemelijk dat [eiser] Allianz heeft willen misleiden. De door Allianz gevorderde onderzoekskosten, die Allianz heeft gegrond op onrechtmatige daad, komen daarom voor zijn rekening. Allianz heeft de hoogte van de kosten voldoende onderbouwd. De hoogte van de onderzoekskosten komen de kantonrechter redelijk voor, zodat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
36. [eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.