ECLI:NL:RBAMS:2021:387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
13/257466-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak met steekincident en vorderingen van benadeelde partijen

Op 29 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en steekincidenten tegen twee aangevers. De zaak vond zijn oorsprong in een confrontatie op 11 oktober 2020 voor een sportschool in Amstelveen, waar de verdachte en zijn broers in een vechtpartij verwikkeld raakten met de aangevers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 15 januari 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.M.D. Buruma, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte geweldpleging in vereniging en het steken van de aangevers met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een langdurig conflict was tussen de verdachte en de aangevers, wat leidde tot de confrontatie. Ondanks de ernstige beschuldigingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verklaringen van de verdachte werden als consistent en betrouwbaar beschouwd, en er waren geen getuigen die konden bevestigen dat de verdachte geweld had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte het strafbare feit had begaan. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan een derde partij en bepaalde dat de kosten door de benadeelde partijen en de verdachte zelf gedragen moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/257466-20
Datum uitspraak: 29 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.M.D. Buruma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op de [plaats] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever1] en/of tegen een persoon, te weten [aangever2] , door die [aangever1] meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of door die [aangever1] meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn been en/of zijn rug en/of zijn buik, in elk geval zijn lichaam, te steken en/of door die [aangever2] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn arm te steken of te snijden.

3.Inleiding

Op 11 oktober 2020 heeft er een confrontatie plaatsgevonden voor de sportschool [naam 1] in Amstelveen tussen verdachte en zijn drie broers enerzijds en de aangevers [aangever1] en [aangever2] anderzijds. Verdachten zijn naar de sportschool gereden om [aangever1] te benaderen over een conflict dat langer lijkt te lopen. Dit is uitgemond in een vechtpartij. De broer van verdachte, [naam 2] had een mes bij zich en heeft [aangever1] meermalen gestoken. Hierdoor ontstond er bij [aangever1] letsel bij zijn endeldarm en moest bij hem een stoma worden geplaatst. [aangever2] heeft een steekwond aan zijn arm opgelopen.
De aanleiding voor deze confrontatie voor de sportschool zou een al langer lopend conflict zijn geweest tussen de jongere broer van verdachte (medeverdachte [naam 2] ) en aangever [aangever1] . Ter terechtzitting is ter sprake gekomen dat er al langere tijd intimidaties vanaf de kant van aangever [aangever1] richting medeverdachte [naam 2] zouden zijn geweest. Tijdens de zitting is op verschillende momenten de vraag aan de orde gekomen op welke wijze die geschetste voorgeschiedenis een rol moet spelen bij de beoordeling van deze zaak.
Tijdens de zitting is ter sprake gekomen dat er al langere tijd intimidaties vanaf de kant van aangever [aangever1] richting medeverdachte [naam 2] zouden zijn geweest. De jongere broer van de verdachten zou ook al jaren geïntimideerd worden door aangever [aangever1] . De familie zou veelvuldig aangifte gedaan hebben bij de politie maar dat heeft niet geholpen. Verdachte en zijn medeverdachten verdenken aangever [aangever1] ervan een vuurwerkbom te hebben geplaatst bij de woning van de moeder van verdachten. Die vuurwerkbom is afgegaan toen moeder en het jongere broertje thuis waren. Sindsdien leeft de familie met een gevoel van grote onveiligheid en zouden de dreigementen van de kant van [aangever1] zijn doorgegaan.
De rechtbank kan de volgende zaken die zich hebben afgespeeld voorafgaand aan het incident vaststellen.
Op 28 juni 2020 is de scooter van medeverdachte [naam 2] door aangever [aangever1] gestolen en zou [naam 2] tijdens het doen van aangifte door de broer van aangever zijn gebeld met de vraag of hij op dat moment aangifte aan het doen was, waarna direct werd opgehangen. Op 23 september 2020 omstreeks 20.30 uur heeft bij de woning van [naam 2] een ontploffing plaatsgevonden. De moeder van verdachte en één van zijn broertjes waren op dat moment in de woning aanwezig. Volgens de ter plaatse gekomen explosievenopruimingsdienst en forensische opsporing is op die dag een stuk vuurwerk op het keukenraam geplakt en tot ontploffing gebracht. Dit heeft een enorme impact gehad op de moeder en het broertje van verdachte. De rechtbank beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat het aangever [aangever1] was die de vuurwerkbom heeft geplaatst.
Het dossier bevat verder aanwijzingen, dat aangever [aangever1] de buurjongen van [naam 2] , [naam 3] , een paar uur voor het incident bij de [naam 1] heeft aangesproken en aan hem onder bedreiging de opdracht heeft gegeven [naam 2] te bellen om hem door te geven dat hij aangever 1000,00 euro moest betalen om niet in problemen te komen. Als [naam 2] dat niet zou doen, zou zijn huis in de fik worden gestoken. Naar aanleiding hiervan hebben verdachte en zijn medeverdachten besloten naar de sportschool [naam 1] toe te gaan, omdat aangever [aangever1] daar zou zijn en zij naar eigen zeggen een gesprek met hem wilden voeren om het uit te praten. Hoewel het tot het voeren van een gesprek niet is gekomen, en er in plaats daarvan een gevecht tussen verdachte, zijn broers en aangever heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het, gelet op al het voorgaande, aannemelijk en invoelbaar dat verdachte en zijn medeverdachten kwaad waren op [aangever1] , dat zij wilden dat de intimidaties stopten en dat zij om die reden naar aangever toe zijn gegaan.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft uitgebreid en consistent verklaard. Daar komt bij dat er geen getuigen zijn die verklaren dat verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de situatie wilde sussen. Ook is er een onafhankelijke getuige die verklaard heeft dat drie of vier jongens een ander te grazen namen. Volgens de officier van justitie kan het zijn geweest dat de getuigen in de hectiek van de gebeurtenissen de indruk kregen dat alle verdachten geweld toepasten tegen de aangever, maar dat die indruk in het geval van verdachte niet klopt. Dat maakt dat de officier van justitie de verklaring van verdachte betrouwbaar acht.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door het dossier. Aangevers verklaren ongeloofwaardig en aantoonbaar onjuist over de vechtpartij zelf en de rol van verdachte daarbij. De verklaring van aangever [aangever1] dat zeker drie personen op zijn hoofd aan het slaan en schoppen waren, wordt door niemand ondersteund. Het is onwaarschijnlijk dat aangever [aangever1] in staat zou zijn geweest gedetailleerd te weten wat verdachte zou hebben gedaan. Ook de onafhankelijke getuigen hebben uiteindelijk weinig van het incident gezien en hebben niet kunnen vaststellen welke jongen wat zou hebben gedaan. De lezing van verdachte wordt niet overtuigend weerlegd door de bewijsmiddelen en het moet ervoor gehouden worden dat verdachte geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld.
Subsidiair kan in ieder geval niet bewezen worden dat er openlijk geweld in vereniging is gepleegd tegen aangever [aangever2] . Evenmin kan worden aangenomen dat het steken van aangever [aangever1] in vereniging is gepleegd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat zijn moeder op 11 oktober 2020 rond 17.00 uur contact met hem zocht en aan hem vertelde dat verdachtes jongere broer (medeverdachte [naam 2] ) werd bedreigd door iemand die zich op dat moment bij sportschool [naam 1] bevond. Dit bleek om aangever te gaan. Verdachte is daar met zijn drie broers heen gereden omdat zij met aangever in gesprek wilden gaan; verdachte met zijn eigen auto en de drie boers in een andere auto. Medeverdachte [naam 4] stapte als eerste uit zijn auto op aangever af en is vervolgens met aangever in gevecht geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn twee jongere broers (waaronder [naam 2] ) toen naar de medeverdachte en aangever zijn toegelopen. De twee jongere broers hebben vervolgens aan het gevecht deelgenomen. Verdachte zegt dat hij geen geweld jegens aangevers heeft toegepast en dat hij er slechts bij stond om de situatie te sussen.
De rechtbank vindt het op basis van het dossier goed mogelijk dat het scenario zoals dat door verdachte is geschetst, juist is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte van het begin af aan openheid van zaken heeft gegeven en dat zijn verklaring consistent is. Sommige getuigen hebben verklaard niet zeker te zijn van het aantal personen dat geweld toepaste. Volgens hen zouden dat drie of vier personen geweest zijn. De getuigen die verklaard hebben dat alle vier de personen geweld gebruikten, hebben niet aangegeven wat de precieze rol van verdachte daar dan bij zou zijn geweest. De rechtbank acht het bovendien mogelijk dat de getuigen gezien de hectische situatie niet alles goed hebben kunnen zien. Bovendien wordt de verklaring van verdachte ondersteund door de WhatsApp-berichten van zijn moeder. Uit die berichten komt immers naar voren dat verdachte niet van plan was om het conflict op te zoeken en de situatie te verergeren en zelfs de recherche al voor het incident was ingelicht.
Daarom zal de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde vrijspreken.

5.Beslag

In het onderzoek van deze strafzaak zijn kledingstukken en een armband in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de kledingstukken moeten worden teruggeven aan [naam 5] . De armband zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

6.De benadeelde partijen

6.1.
Benadeelde partij [aangever1]
6.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [aangever1] vordert in totaal € 21.250,23, bestaande uit € 11.250,23 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als bewezen is dat verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt heeft begaan. Verdachte zal door de rechtbank worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daarom wordt [aangever1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Dat betekent dat de gelede schade niet in deze strafzaak wordt vergoed. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
6.2.
Benadeelde partij [aangever2]
6.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [aangever2] vordert in totaal € 2.220,45, bestaande uit € 920,45 aan materiële schade en € 1.300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.2.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als bewezen is dat verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt heeft begaan. Verdachte zal door de rechtbank worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daarom wordt [aangever2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Dat betekent dat de gelede schade niet in deze strafzaak wordt vergoed. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [naam 5] van:
2 STK Schoenen (Omschrijving: 5980768, New Balans)
1 STK Broek (Omschrijving: 5980769, blauw)
1 STK Trui (Omschrijving: 5980771, blauw)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
4. 1 1 STK Armband (Omschrijving: 5980813)
Vordering benadeelde partij [aangever1]
Verklaart [aangever1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [aangever2]
Verklaart [aangever2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2021.