ECLI:NL:RBAMS:2021:3869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
13/751776-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel na intrekking door Hongaarse autoriteiten

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 1 oktober 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 juli 2018 door de Hongaarse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, was in Nederland in detentie in afwachting van de overlevering.

De procesgang omvatte meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R.P.G. van der Weide, aanwezig waren. Tijdens de zitting op 20 december 2018 werd de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, maar later geschorst. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering meerdere keren geschorst om aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten te verkrijgen over de detentieomstandigheden en andere relevante zaken.

Tijdens de zitting op 8 juli 2021, waar de opgeëiste persoon niet aanwezig was, heeft de rechtbank vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het EAB op 3 januari 2020 door de uitvaardigende autoriteit was ingetrokken. De rechtbank heeft de geschorste overleveringsdetentie beëindigd en vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751776-18
RK nummer: 18/6827
Datum uitspraak: 8 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2018 door de
Regional Court of Miskolc , Law Enforcement Section(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1980,
verblijvende op het adres: [adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 9 november 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om van de Hongaarse autoriteiten aanvullende informatie te verkrijgen ten aanzien van onderdeel d) van het EAB en omtrent de Hongaarse detentieomstandigheden.
Zitting 20 december 2018
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 20 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van het recht ter zitting aanwezig te zijn. Zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, is ter zitting verschenen en heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen en met ingang van 28 december 2018 geschorst. De rechtbank heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst om de raadsman in de gelegenheid te stellen de aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten met de opgeëiste persoon te kunnen bespreken en om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om van de Hongaarse autoriteiten aanvullende informatie te verkrijgen in het licht van de toetsing aan artikel 12 OLW.
Zitting 8 juli 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 juli 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, is ter zitting verschenen en heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en heeft vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit is ingetrokken op 3 januari 2020.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering ex artikel 23 van de OLW van 1 oktober 2018.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.