ECLI:NL:RBAMS:2021:3855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
96-289158-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de handhaving van de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer en de rol van de verbalisant

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 juni 2020 in het openbaar vervoer, te weten de metro, geen mondkapje droeg. Het Openbaar Ministerie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een boete van € 95,00 op basis van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000, dat het gedrag van de verdachte als een verstoring van de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang beschouwde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad geen mondkapje droeg, maar heeft ook gekeken naar de omstandigheden waaronder de boete werd opgelegd. De verbalisant had de verdachte niet gewaarschuwd voordat hij de boete oplegde, wat in strijd was met de geldende richtlijnen en het handhavingskader. De kantonrechter oordeelde dat er een waarschuwingsplicht geldt voor verbalisanten en dat de verdachte niet had hoeven te worden beboet als de richtlijnen waren nageleefd. Daarom heeft de kantonrechter besloten om de eerdere strafbeschikking te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging, zonder strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 96-289158-20
Datum uitspraak 22 juli 2021
op tegenspraak
VONNIS
van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] , [woonplaats]
De kantonrechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 4 maart 2021 en 8 juli 2021.
De verdachte heeft tijdig verzet ingesteld tegen de strafbeschikking van 9 juli 2020. Verdachte is ontvankelijk in zijn verzet.

1.Tenlastelegging

hij op of omstreeks
20 juni 2020te Amsterdam, althans in Nederland, gebruikmakende van het openbaar vervoer en/of de daartoe behorende voorzieningen, te weten een metro, zich toen zodanig heeft gedragen dat de orde en/of rust en/of veiligheid en/of de goede bedrijfsgang werd verstoord of kon worden verstoord door het veroorzaken van hinder en/of gevaar, immers heeft hij niet het verplicht gestelde mondkapje gedragen.

2.Voorvragen

De oproeping is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de strafbeschikking van 9 juli 2020 zal worden vernietigd en dat de verdachte voor het hem ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 95,00, bij uitblijven van betalen te vervangen door één dag hechtenis.
De officier van justitie voert daartoe aan dat uit het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] van 24 augustus 2020 en zijn aanvullende proces-verbaal van 25 februari 2021 blijkt dat de verdachte op 20 juni 2020 in de metro geen mondkapje droeg. De verklaring van de verdachte dat hij een waarschuwing kreeg en vervolgens een mondkapje is gaan halen, wordt weersproken door deze processen verbaal. De verbalisant verklaart in zijn eerste proces-verbaal dat andere reizigers geïrriteerd richting verdachte keken. Op grond van het bepaalde in artikel 72 Wet personenvervoer 2000 moet sprake zijn van het veroorzaken van hinder en/of gevaar waardoor de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang werd verstoord of kón worden verstoord. Er is derhalve voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het gaat om een feit van 20 juni 2020. De verdediging heeft een beroep gedaan op het “Protocol verantwoord blijven reizen openbaar vervoer” en de “Handreiking handhaving BOA’s domein IV Covid-19”. De versie waar de verdediging zich op beroept dateert echter van 20 mei 2020. Deze is komen te vervallen met de invoering van de mondkapjesplicht op 1 juni 2020. Uit het per 1 juni 2020 geldende protocol vloeit geen verplichting voor de BOA voort om eerst te waarschuwen alvorens een boete kan worden uitgeschreven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de strafbeschikking te vernietigen en verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 72 Wet personenvervoer 2000. Hij heeft de orde, rust of veiligheid niet verstoord door het veroorzaken van hinder of gevaar. Immers heeft hij direct gevolg gegeven aan de aanwijzingen van de BOA’s die hem, overeenkomstig het “Protocol verantwoord blijven reizen in het openbaar vervoer” (hierna: het Protocol) en de “Handreiking handhaving BOA’s domein IV Covid-19” (hierna: de Handreiking), eerst een waarschuwing hebben gegeven, waarna verdachte zijn gedrag heeft aangepast en een mondkapje heeft gekocht en heeft opgedaan. De verklaring van de verbalisant dat hij direct een boete heeft aangezegd strookt niet met de verklaring van verdachte en strookt ook niet met de werkwijze zoals voorgeschreven in het Protocol en de Handreiking.
De verbalisant heeft derhalve niet de voorschriften van het Protocol en de Handreiking nageleefd. Ook op de website van de Rijksoverheid staat dat eerst een waarschuwing dient te worden gegeven en dat pas als het gedrag niet wordt aangepast een boete kan worden uitgedeeld.
Oordeel van de kantonrechter
Vaststaat dat verdachte op 20 juni 2020 gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer in Amsterdam, te weten de metro, zonder een mondkapje te dragen. Dit kan worden vastgesteld op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] van 24 augustus 2020.
De vraag ligt voor of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000, zoals aan hem ten laste is gelegd.
In de Noodverordening van de voorzitter van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 van 15 juni 2020 is in artikel 2.6 onder meer het volgende bepaald:
“1. Vervoerders richten voorzieningen voor openbaar vervoer (…) zodanig in en nemen daarmee samenhangende maatregelen, zodat reizigers in staat worden gesteld zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen en reizigers van 13 jaar en ouder een niet-medisch mondkapje dragen in voertuigen en vaartuigen.”
Op grond van deze bepaling (en de voorganger daarvan in de eerdere Noodverordening) hebben de vervoerders met ingang van 1 juni 2020 maatregelen moeten nemen die ertoe strekken dat reizigers in het openbaar vervoer vanaf 1 juni 2020 een mondkapje dragen. Iedere vervoerder heeft vervolgens zijn eigen voorwaarden en aanwijzingen aangepast met het oog op de mondkapjesplicht. In het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] staat beschreven dat bij de ingangen van de metrostations en in de metrolijn zelf de verplichting om een mondkapje te dragen op stickers stond aangegeven en dat dit herhaaldelijk in het Nederlands en het Engels werd omgeroepen.
Artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 luidt als volgt:

Het is een ieder verboden zich in een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel in of in de onmiddellijke nabijheid van een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften zodanig te gedragen dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.”
Artikel 52 van het Besluit personenvervoer 2000 gaat nader in op wat wordt verstaan onder verstoring van de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang als bedoeld in artikel 72 Wet personenvervoer 2000. In de onderhavige zaak is artikel 52 van het Besluit personenvervoer eerste lid onder l van belang: “
op een andere wijze hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging veroorzaken of kunnen veroorzaken”.
Uit de toelichting (staatsblad 2000, 563) op artikel 52 van het Besluit volgt dat onderdeel l van dat artikel als vangnet dient voor alle gedragingen die hinderlijk of gevaarlijk zijn of kunnen zijn of verontreiniging of beschadiging veroorzaken of kunnen veroorzaken.
Het niet dragen van een mondkapje in het openbaar vervoer op 20 juni 2020 kan gelet op de toenmalige omstandigheden worden aangemerkt als gedrag dat hinder kan veroorzaken. Of daadwerkelijk hinder is veroorzaakt door het niet dragen van het mondkapje is gelet op het voorgaande niet van belang. In dit concrete geval staat evenwel in het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] van 24 augustus 2020 beschreven dat andere reizigers geïrriteerd naar verdachte keken zodat in zoverre kan worden gezegd dat concreet hinder is veroorzaakt.

4.De bewezenverklaring

De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 juni 2020 te Amsterdam, gebruikmakende van het openbaar vervoer en de daartoe behorende voorzieningen, te weten een metro, zich zodanig heeft gedragen dat de goede bedrijfsgang werd verstoord of kon worden verstoord door het veroorzaken van hinder, immers heeft hij niet het verplicht gestelde mondkapje gedragen.
De kantonrechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat:
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- Het proces-verbaal met bonnummer 200620201443071609 van 24 augustus 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam verbalisant] ;
- Het proces-verbaal van bevindingen, aanvullend, met nummer 200620201443971609 van 25 februari 2021 van verbalisant [naam verbalisant] .

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.Waarschuwing

De vraag ligt voor of een verbalisant een verdachte eerst moet aanspreken op het niet dragen van een mondkapje, en de gelegenheid moet bieden een sanctie te voorkomen door alsnog een mondkapje op te zetten, alvorens een sanctie op te leggen.
Voor die beoordeling is van belang dat in dit verband in het Protocol het volgende staat vermeld:
“(…) Vervoerders en politie hebben in de ‘Handreiking handhaving Boa’s domein IV Covid-19’ afspraken gemaakt hoe ze met toezicht en handhaving van de noodverordening omgaan. De Boa’s houden toezicht en treden de-escalerend op. Wordt geen gevolg gegeven aan hun aanwijzingen, dan kan in het uiterste geval een boete worden gegeven.(…)
• Conducteurs en BOA’s Veiligheid en Service gaan niet actief overtredingen opsporen en beboeten op coronaregels, maar houden toezicht. Dit houdt in het aanspreken van reizigers op het onvoldoende afstand houden op stations en haltes en het niet dragen van mondkapjes in het materieel.
• Conducteurs en boa’s gaan daarbij de-escalerend te werk en bij niet naleving kan een boete worden uitgeschreven. (…)”
In de Handreiking wordt, voor zover hier van belang, nog het volgende vermeld:
“(…) Toezicht en handhaving verplichting mondkapjes in het OV-domein
Vervoerders die op grond van een concessie ex. art. 19 van de Wp2000 openbaar vervoer aanbieden, maken gebruik van hun bevoegdheid uit de Wp2000 en het Bp2000 om aanwijzingen te geven aan passagiers in het openbaar vervoer die geen mondkapjes dragen.
Handhaving zal in de praktijk plaatsvinden op de naleving van de aanwijzingen van de vervoerders in het openbaar vervoer, door de door die vervoerders aangewezen toezichthouders en andere toezichthouders op grond van de Wet personenvervoer 2000.
Boa’s Domein IV en Politie
- Boa’s Domein IV gaan niet actief overtredingen ten aanzien van het gebruik van mondkapjes opsporen en beboeten, maar houden toezicht.
- Dit houdt in het informeren over en aanspreken van reizigers op deze regels.
- BOA’s Domein IV gaan daarbij de-escalerend te werk en bij niet naleving van de aanwijzing kan een boete worden uitgeschreven. Hiervoor wordt feitcode E128a gebruikt. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit het ten tijde van de verweten gedraging geldende Protocol en de Handreiking genoegzaam is af te leiden dat het uitgangspunt bij de handhaving van de per 1 juni 2020 in het openbaar vervoer geldende mondkapjesplicht is dat verbalisanten toezicht houden en niet actief overtredingen opsporen en beboeten. Met de officier van justitie is de kantonrechter het eens dat een verbalisant in beginsel een ruime discretionaire bevoegdheid heeft met betrekking tot de vraag wanneer handhavend moet worden opgetreden, een en ander vanzelfsprekend altijd overeenkomstig de geldende richtlijnen.
De in het onderhavige geval geldende richtlijnen, het Protocol en de Handreiking, zijn extern bekend gemaakt. Daar komt bij dat, zoals ook door de verdediging is aangevoerd, op de website van de Rijksoverheid staat onder het kopje ‘Boetes en handhaving coronamaatregelen’:
“Boete van € 95 - Krijgt u een waarschuwing van de politie of een BOA? En past u uw gedrag niet aan? Dan kunt u een boete krijgen van € 95.”
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de richtlijnen ten aanzien van de handhaving van de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer de status van extern beleid gekregen en kan met de hierboven geciteerde bewoordingen bij iedere burger het vertrouwen zijn gewekt dat pas, als nadat een waarschuwing is gegeven geen mondkapje wordt opgezet, door de verbalisant een boete kan worden opgelegd. Er geldt dus een waarschuwingsplicht voor de verbalisant die op dit punt een overtreding constateert. Anders dan de officier van justitie ter terechtzitting van 8 juli 2021 naar voren heeft gebracht, leest de kantonrechter in het per 1 juni 2020 geldende Protocol ten aanzien van dit punt niet iets anders dan in het Protocol en de Handreiking waar de verdediging een beroep op heeft gedaan.
In deze zaak heeft verbalisant [naam verbalisant] in zijn aanvullend proces verbaal van 25 februari 2021 verklaard:
“(…) Ik, verbalisant [naam verbalisant] , heb de verdachte niet gewaarschuwd, omdat ik reeds had besloten om de verdachte te verbaliseren. Ik heb dus geen waarschuwing gegeven voor het niet dragen van een mondkapje. (…)”Uit dit proces-verbaal valt derhalve af te leiden dat verbalisant [naam verbalisant] de verdachte niet gewaarschuwd heeft en direct besloten heeft om een boete op te leggen. Deze handelwijze is naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met bovengenoemd handhavingskader, waaruit een waarschuwingsplicht valt af te leiden die in casu dus niet is nagekomen. Nu geen boete zou zijn opgelegd indien gehandeld zou zijn overeenkomstig de geldende richtlijnen, hetgeen overigens ook is gebeurd volgens verdachte, die verklaard heeft dat hij wel degelijk in de gelegenheid gesteld is om alsnog een mondkapje op te zetten, zal de kantonrechter in deze zaak geen straf opleggen.

7 Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 95,- bij uitblijven van betaling te vervangen door één dag hechtenis.
De kantonrechter is van oordeel dat aanleiding bestaat verdachte schuldig te verklaren zonder strafoplegging nu de verbalisant in strijd met het afgesproken handhavingskader direct een sanctie heeft opgelegd zonder verdachte eerst te waarschuwen.
Op grond van het voorgaande, en gelet op het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht komt de kantonrechter tot de volgende beslissing.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

9.Beslissing

Vernietigt de eerdere strafbeschikking.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding van:
Artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt
Opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Rutten, kantonrechter in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken door voornoemde kantonrechter, ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2021.