uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap Electric Tours B.V.,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. P.A. Willemsen),
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. K. van Driel).
Met vier afzonderlijke besluiten van 12 april 2019 (de primaire besluiten 1 tot en met 4) heeft verweerder naar aanleiding van de aanvragen van eiseres voor exploitatievergunningen passagiersvaart aan eiseres legesaanslagen opgelegd.
Met twaalf afzonderlijke besluiten van 15 april 2019 (de primaire besluiten 5 tot en met 16) heeft verweerder naar aanleiding van de aanvragen van eiseres voor exploitatievergunningen passagiersvaart aan eiseres legesaanslagen opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 28 juni 2019 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is met behulp van een videoverbinding behandeld op een zitting van 21 juni 2021. Namens eiseres was aanwezig [naam directeur] (directeur van eiseres), bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Waar gaat deze zaak over?
1. Op 21 juni 2017 heeft eiseres aanvragen ingediend voor exploitatievergunningen passagiersvaart voor vier bedrijfsvaartuigen. Met vier afzonderlijke besluiten van
14 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (het college) deze aanvragen afgewezen.
2. Op 14 januari 2019 heeft eiseres aanvragen ingediend voor exploitatievergunningen passagiersvaart voor twaalf bedrijfsvaartuigen. Met twaalf afzonderlijke besluiten van
15 februari 2019 heeft het college deze aanvragen afgewezen.
3. Naar aanleiding van de behandeling van de zestien aanvragen heeft verweerder met de primaire besluiten 1 tot en met 16 aan eiseres aanslagen opgelegd uit hoofde van de heffing van leges ter hoogte van € 680,- per aanslag voor de aanvragen uit 2017 en ter hoogte van € 701,- per aanslag voor de aanvragen uit 2019.
4. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres met de bestreden uitspraak ongegrond verklaard. Verweerder heeft geconcludeerd dat de leges op juiste gronden zijn geheven. Dat de aanvragen zijn geweigerd en op welke grond dat is gebeurd, is hierbij volgens verweerder niet van belang. De legesverordeningen kennen volgens verweerder geen bepalingen over vermindering of kwijtschelding van leges in het geval van de weigering van een vergunning. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de aanslagen te herzien.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres is het niet eens met de bestreden uitspraak. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college de aanvragen niet in behandeling heeft genomen. Het college heeft namelijk op grond van een na de indiening van de aanvragen vastgestelde regeling, de Regeling Uitgifteronde 2022 (de Regeling), geconcludeerd dat eiseres haar aanvragen niet in maart 2020 heeft ingediend. Het heffen van leges, terwijl de aanvragen niet in behandeling zijn genomen, is in strijd met artikel 229 van de Gemeentewet en met de tekst en het doel van artikel 13, eerste en tweede lid, van de Dienstenrichtlijn. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Verweerder heeft in 2017 namelijk wel leges van aanvragen om exploitatievergunningen passagiersvaart aan de aanvragers terugbetaald. Eiseres is verweerder daarom ook geen leges verschuldigd. Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat de gevorderde leges onredelijk hoog zijn, omdat de werkzaamheden op basis waarvan de hoogte van de leges is vastgesteld niet zijn verricht. Het college heeft namelijk geweigerd om de aanvragen inhoudelijk te toetsen.
De beoordeling van de rechtbank
6. De rechtbank moet in deze procedure de vraag beantwoorden of verweerder terecht de legesaanslagen ter hoogte van € 680,- respectievelijk € 701,- per aanslag aan eiseres heeft opgelegd.
Ten aanzien van de legesheffing
7. Voor de belastingrechter is het uitgangspunt dat een aanvrager leges moet betalen als een aanvraag in behandeling is genomen. Dit betekent dat alleen van belang is dat eiseres de exploitatievergunningen heeft aangevraagd en dat het college deze aanvragen in behandeling heeft genomen. Vaststaat dat eiseres de aanvragen heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat het college de aanvragen in deze zaak in behandeling heeft genomen, wat blijkt uit het feit dat het college de aanvragen heeft getoetst aan de Regeling en de aanvragen vervolgens heeft afgewezen. De rechtbank overweegt dat nergens uit volgt dat alleen leges geheven mogen worden als sprake is van een uitgebreidere toets dan die van artikel 1 van de Regeling.
8. De rechtbank wijst er verder nog op dat verweerder op de zitting onweersproken heeft gesteld dat de gemeente Amsterdam bij de aanvraagportal van de exploitatievergunning passagiersvaart heeft aangegeven dat de kans bestaat dat de vergunning op grond van nog vast te stellen beleid zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kon eiseres daarom weten dat de aanvragen afgewezen konden worden naar aanleiding van nieuw op te stellen beleid.
9. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de aanvragen van eiseres in behandeling zijn genomen, slaagt het beroep van eiseres op artikel 229 van de Gemeentewet en artikel 13, eerste en tweede lid, van de Dienstenrichtlijn niet.
10. De rechtbank komt naar aanleiding van bovenstaande tot de conclusie dat verweerder op goede gronden legesaanslagen aan eiseres heeft opgelegd.
Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel
11. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. In 2017 is het vergunningenbeleid van de gemeente Amsterdam onderuit gehaald door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).Aanvragers om een exploitatievergunning voor de uitgifteronde van eind 2016 werden met deze uitspraak geconfronteerd nadat zij al een vergunning hadden aangevraagd. Eiseres heeft echter
nade uitspraak van de Afdeling exploitatievergunningen aangevraagd, terwijl het college al had laten weten dat er nieuw beleid zou worden ontwikkeld. Dat eiseres aanvragen heeft ingediend komt dan ook voor haar rekening en risico. Omdat geen sprake is van gelijke gevallen, is verweerder om die reden al niet gehouden om de leges aan eiseres terug te betalen.
Ten aanzien van de hoogte van de leges
12. De rechtbank stelt voorop dat de rechter in beginsel niet bevoegd is om over de in de Legesverordeningen Amsterdam 2017 en 2019 (de Legesverordeningen) vastgelegde tarieven te oordelen. De vaststelling van het legestarief is een zelfstandige bevoegdheid van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam (de raad). Dat is alleen anders wanneer de tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bedoelde zelfstandige bevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad, dan wel wanneer een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel.
13. Bij het heffen van leges hebben gemeenten als uitgangspunt een grote vrijheid bij het bepalen van de tarieven. Blijkens vaste jurisprudentie is een rechtstreeks (en redelijk) verband tussen de hoogte van de leges enerzijds en de omvang van de met de dienst gemoeide kosten anderzijds, niet vereist.Ook is voor de verschuldigdheid van leges niet vereist dat door of vanwege de gemeente meer of andere diensten worden verricht dan de administratieve dienst, bestaande uit de enkele weigering van de vergunning. Anders dan eiseres meent, hoeft er dus geen direct verband te bestaan tussen de hoogte van de in rekening gebrachte leges en de concrete dienst die aan haar is verleend of de kosten die met het verlenen van die dienst gemoeid zijn geweest.
14. Rekening houdend met bovenstaande moet aan de raad de nodige ruimte worden gegund om naar eigen goeddunken de tarieven voor de leges vast te stellen. Met het hanteren van een tarief van € 680,- respectievelijk € 701,- is de raad naar het oordeel van rechtbank binnen de aldus getrokken (ruime) grenzen van de redelijkheid gebleven. De hoogte van de in de Legesverordeningen vastgelegde tarieven leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
15. Uit hetgeen eiseres voor het overige naar voren heeft gebracht, volgt niet dat de tarieven in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel zijn vastgesteld. Ook bieden de gedingstukken geen grond voor het oordeel dat de hoogte van de geheven leges in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
16. Verweerder heeft terecht de legesaanslagen ter hoogte van € 680,- respectievelijk
€ 701,- per aanslag aan eiseres opgelegd.
17.Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
18.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.