ECLI:NL:RBAMS:2021:3836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
21/1403
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van servers en gegevens in het kader van een Frans strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager, die serverruimte huurt van een bedrijf in Frankrijk. De servers waren in beslag genomen door Franse autoriteiten in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De klager verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen servers en de gegevens daarop, maar de rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagneming en het onderzoek naar de servers plaatsvonden op Frans grondgebied en dat de Nederlandse justitiële autoriteiten daar niet bij betrokken waren. De rechtbank stelde vast dat er geen mogelijkheid was om in Nederland te klagen over handelingen die op Frans grondgebied hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken, omdat de kennisname en het gebruik van de gegevens op de servers in Frankrijk plaatsvond en er geen gegevens aan Nederland waren overgedragen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 21/1403
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[Klager] .
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadslieden mr. K. Canatan en mr. T.W. Gijsberts,
[adres advocatenkantoor] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 15 maart 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Op 29 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden, waarna de rechtbank de behandeling van het klaagschrift heeft aangehouden om het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen enkele stukken aan het dossier toe te voegen en nadere vragen van de rechtbank te beantwoorden.
Op 29 juni 2021 is de behandeling van het klaagschrift voortgezet.
De rechtbank heeft op 29 juni 2021 de raadslieden van klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Klager is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.De feiten

Klager huurt serverruimte op verschillende servers van [naam bedrijf] in Frankrijk.
In de periode van juni 2019 tot en met 9 maart 2021 hebben de Franse autoriteiten in het kader van hun eigen strafrechtelijke onderzoek op bevel van de Franse onderzoeksrechter een interceptietool ingezet, waarmee het mogelijk was om berichten die met de dienst van klager werden verzonden of ontvangen te onderscheppen.
Op 13 december 2019 is een gemeenschappelijk onderzoeksteam (ook wel ‘Joint Investigation Team’, hierna: JIT) opgericht tussen België, Frankrijk en Nederland. Het doel van het JIT is – blijkens punt 2. van de JIT-overeenkomst – de lopende onderzoeken in België, Frankrijk en Nederland naar de aanbieder(s) en de gebruikers van de communicatiedienst van klager te faciliteren en de technische
knowhowen middelen te delen.
Uit de brief van het Landelijk Parket van 30 april 2021 met als onderwerp ‘Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data’ volgt dat vanaf 15 februari 2021 binnen het JIT is gestart met het actueel meelezen van een gedeelte van het berichtenverkeer tussen gebruikers van de dienst van klager.
Uit het proces-verbaal met nummer 02289/2019/000289 volgt dat op 9 maart 2021 in het hoofdkantoor van [naam bedrijf] in [plaatsnaam] (Frankrijk) een huiszoeking is verricht, waarbij Franse opsporingsambtenaren zijn overgegaan tot de inbeslagneming en verzegeling van drie servers. Hierbij zijn voornoemde opsporingsambtenaren bijgestaan door een team van opsporingsambtenaren en technici van de Nederlandse politie. Vervolgens zijn de servers overgebracht naar het laboratorium van het Team High Tech Crime van [politie eenheid] in [plaatsnaam 2] . Daar zijn de servers conform artikel 60-3 van het Franse Wetboek van Strafvordering (Code Penal) bewaard in afwachting van een gekwalificeerd persoon om over te gaan tot het kopiëren van het levende geheugen, alsmede een kopie van de drie harddisks van de drie servers als deze aanstaan (dus zonder deze uit te schakelen).
Op 12 maart 2021 heeft de onderzoeksrechter van de rechtbank in Parijs (Frankrijk) de Nederlandse justitiële en politiële autoriteiten middels een ‘verzoek om technische bijstand’ verzocht om “
over te gaan tot de analyse met het oog op het maken van kopieën van de harde schijven en de RAM-geheugens van de(…)
verzegelde servers.
Vervolgens is op 15 maart 2021 het klaagschrift ingediend bij de rechtbank in Amsterdam.

3.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • de servers die op 9 maart 2021 in Frankrijk in beslag zijn genomen;
  • de gegevens die afkomstig zijn van deze servers.
De raadslieden van klager hebben naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
De servers zijn reeds teruggegeven aan de eigenaar ervan, [naam bedrijf] , dus het klaagschrift ziet niet langer op de teruggave van deze servers.
Wel wordt geklaagd over de (rechtmatigheid van) het onderzoek naar de servers en over de kennisname en het gebruik van de op de servers aanwezige gegevens. Deze gegevens moeten dan ook worden teruggegeven aan klager, terwijl de door justitie gekopieerde gegevens moeten worden vernietigd.
De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat de Amsterdamse rechtbank bevoegd is op het klaagschrift te beslissen en dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek. Er vindt immers vervolging in Nederland plaats onder toezicht van Amsterdamse rechters-commissarissen, waardoor de rechtbank in Amsterdam op grond van art. 552a, derde lid Sv bevoegd is op het klaagschrift te beslissen.
Subsidiair geldt dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter volgt uit art. 552a, vierde lid Sv, omdat de kennisneming, althans het gebruik van gegevens in Nederland plaatsvindt, dan wel heeft plaatsgevonden. Omdat de servers in [plaatsnaam 2] zijn onderzocht, moet de behandeling van het klaagschrift in dat geval worden doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.
Volgens de raadslieden ontbreken de nodige stukken van de zijde van het Openbaar Ministerie, waardoor de rechtbank de rechtmatigheid van het beslag en het onderzoek naar de servers niet goed kan beoordelen. Dit dient voor rekening van het Openbaar Ministerie te komen, waardoor het klaagschrift alleen al om die reden gegrond moet worden verklaard. Zo is niet duidelijk door wie het onderzoek is verricht en of die persoon of personen daartoe bevoegd waren. Ook was de JIT-overeenkomst ten tijde van het onderzoek niet langer geldig terwijl uit niets blijkt dat deze overeenkomst is verlengd. Daar komt nog bij dat de JIT-overeenkomst op zichzelf niet een geldige basis kan zijn voor het onderzoek in Nederland, omdat deze niet aan de wettelijke en Verdragseisen voldoet. Zo ontbreekt de vestigingsplaats, blijkt niet uit welke personen het team is samengesteld en ontbreekt de vermelding van de bevoegdheden van Nederlandse ambtenaren op buitenlands grondgebied.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het tijdens de raadkamer overgelegde schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag, omdat de Amsterdamse rechter, of welke Nederlandse rechter dan ook, niet bevoegd is op het klaagschrift te beslissen.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de servers en dat het klaagschrift ten aanzien van de gegevens ongegrond moet worden verklaard.
Meer subsidiair moet het gehele klaagschrift ongegrond worden verklaard.

5.De beoordeling

5.1
De inbeslagneming
De rechtbank stelt voorop dat de doorzoeking en daaropvolgende inbeslagneming heeft plaatsgevonden op Frans grondgebied, naar aanleiding van een Frans strafrechtelijk onderzoek, onder gezag van een Franse onderzoeksrechter binnen het juridisch kader van een ‘
commission rogatoire’ en uitgevoerd door de Franse politie. Met andere woorden: de Nederlandse justitiële autoriteiten zijn daar in strafvorderlijke zin op geen enkele manier bij betrokken geweest. Dit is ook bevestigd door de verantwoordelijke Franse onderzoeksrechter in een e-mail van 27 maart 2021. De enkele omstandigheid dat door gespecialiseerde Nederlandse opsporingsambtenaren technische bijstand is verleend, maakt dit niet anders, nu dit geen werkzaamheden betreffen ter uitoefening van Nederlandse strafvorderlijke bevoegdheden. Dit wordt ook niet anders door het gegeven dat het verzoek om technische bijstand is gedaan in het kader van de JIT-overeenkomst. Nu de servers niet door de Nederlandse autoriteiten in beslag zijn genomen, kan bij de Nederlandse rechter niet worden geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave daarvan. Klager is in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag, waarbij de rechtbank ten overvloede opmerkt dat de servers reeds zijn teruggegeven aan de eigenaar, [naam bedrijf] .
Vervolgens is het de vraag of bij de Nederlandse rechter kan worden geklaagd over handelingen die op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden.
5.2 (
De rechtmatigheid van) het onderzoek aan de servers
Het klaagschrift richt zich tegen het onderzoek aan de servers, zoals dat heeft plaatsgevonden bij het Team High Tech Crime van [politie eenheid] in [plaatsnaam 2] . De rechtbank constateert dat het onderzoek dat aan de servers is verricht geen strafvorderlijk onderzoek betreft op vordering van de Nederlandse justitiële en/of politiële autoriteiten dan wel onderzoek met gebruikmaking van Nederlandse strafvorderlijke bevoegdheden. Het betreft immers een technisch onderzoek op uitdrukkelijk verzoek van een Franse rechter in het kader van een Frans strafrechtelijk onderzoek. Het artikel waar klager zich op beroept, art. 552a Sv, voorziet niet in een beklagmogelijkheid (in Nederland) tegen dergelijk technisch onderzoek (verricht op verzoek van een buitenlandse autoriteit). Noch voorziet enig andere wettelijke bepaling in een dergelijke beklagmogelijkheid, waardoor klager op dit punt niet kan worden ontvangen in zijn beklag.
5.3
De kennisname en het gebruik van gegevens
Voor zover wordt geklaagd over de kennisname en het gebruik van gegevens op de servers merkt de rechtbank op dat uit het verzoek om technische bijstand van 12 maart 2021 blijkt – en dat is ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd door de officier van justitie – dat enkel is verzocht over te gaan tot “analyse met het oog op het maken van kopieën van de harde schijven en de RAM-geheugens van de (…) verzegelde servers.” Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank geen kennis genomen van de gegevens op de servers. Evenmin worden deze gegevens gebruikt als bedoeld in art. 552a Sv. Daadwerkelijke kennisname en gebruik van de gegevens vindt immers plaats in Frankrijk. Daarover kan in Nederland niet worden geklaagd. Dat wordt slechts anders als deze gegevens door de Franse autoriteiten worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten in het kader van een Nederlandse strafzaak, maar die situatie doet zich thans (nog) niet voor. Ook op dit punt is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
5.4
De vernietiging van de gegevens
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen zijn de gegevens (nog) niet overgedragen aan Nederland ten behoeve van een in Nederland aanhangige strafzaak. Om die reden is klager eveneens niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de gegevens.
5.5
Conclusie
De rechtbank concludeert dat wordt geklaagd over procedures en (onderzoeks)handelingen waarover volgens Nederlandse regels van strafvordering niet, althans nog niet, in Nederland kan worden geklaagd. Dit maakt dat klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beklag.

6.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart klager
niet-ontvankelijkin zijn beklag.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.