ECLI:NL:RBAMS:2021:3792

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
C/13/703926 / KG ZA 21-539
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executie van de notariële akte van geldlening en opheffing gelegde executoriaal beslag

In deze zaak, die op 21 juli 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderden eisers, bestaande uit VALUE8 N.V. en 3L CAPITAL HOLDING B.V., de schorsing van de executie van een notariële akte van geldlening en de opheffing van een executoriaal beslag dat door gedaagden was gelegd. De eisers stelden dat er geen grond voor executie bestond, omdat zij niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en de leningsovereenkomst. Gedaagden, bestaande uit BUSINESS HOLDING B.V., PHASE TWO HOLDING B.V. en ROBELL B.V., voerden aan dat eisers wel degelijk tekortgeschoten waren, omdat zij geen pandrecht hadden gevestigd ter zekerheid van de lening. Tijdens de zitting op 7 juli 2021 werd duidelijk dat er conflicten waren ontstaan over de uitvoering van de overeenkomsten, en dat de gedaagden beslag hadden gelegd op aandelen ter waarde van ongeveer € 60 miljoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er geen tekortkoming was en dat de executie en het beslag daarom geschorst moesten worden. De rechter benadrukte dat de gedaagden disproportioneel hadden gehandeld door zonder aankondiging beslag te leggen, en dat de belangen van de eisers zwaarder wogen dan die van de gedaagden. De vordering van de eisers werd toegewezen, en de gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/703926 / KG ZA 21-539 TvVV/BB
Vonnis in kort geding van 21 juli 2021
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
VALUE8 N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3L CAPITAL HOLDING B.V.,
gevestigd te Bussum,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 28 juni 2021,
advocaat mr. J.W. de Groot te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUSINESS HOLDING B.V.,
gevestigd te Blaricum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHASE TWO HOLDING B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBELL B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook afzonderlijk V8, 3L en [eiser 3] worden genoemd. Value8 en 3L worden gezamenlijk ook aangeduid als kopers. Gedaagden worden ook aangeduid als verkopers.

1.De procedure

Op de zitting van 7 juli 2021 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden hebben verweer gevoerd. Voorafgaand aan de zitting hebben zij een conclusie van antwoord in het geding gebracht.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Op de zitting waren aanwezig:
aan de kant van eisers: [eiser 3] en [naam 1] met mr. De Groot en zijn kantoorgenoten mr. L. Tolatzis en T.A. van Amsterdam;
aan de kant van gedaagden: [naam 2] met mr. Verheul.
Vonnis is bepaald op vandaag.
Aan het einde van de behandeling ter zitting hebben gedaagden toegezegd tot aan de datum van het vonnis geen andere daden van executie te verrichten en ten laste van eisers geen nieuwe beslagen te leggen.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden zijn persoonlijke vennootschappen van de heren [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . [naam 4] en [naam 5] zijn oprichters van de naamloze vennootschap Novisource N.V., een onderneming die zich toelegt op consultancy en detachering. [naam 3] is later als aandeelhouder bij Novisource betrokken geraakt.
[eiser 3] is oprichter, bestuurder en grootaandeelhouder van de beursgenoteerde beleggingsinstelling V8 en tevens bestuurder en aandeelhouder van 3L.
In 2014 is Novisource naar de beurs gebracht waarna ook V8 aandeelhouder is geworden. Later is [eiser 3] ook commissaris geworden van Novisource.
2.2.
Nadat er binnen de raad van commissarissen conflicten waren ontstaan zijn partijen in onderhandeling getreden over een uitkoop van gedaagden uit Novisource.
Op 2 juni 2021 hebben partijen ter beëindiging van hun geschillen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Eveneens op 2 juni 2021 hebben partijen een overeenkomst over de koop (door V8 en 3L) en verkoop (door gedaagden) van aandelen in Novisource gesloten. [eiser 3] heeft zich daarbij verbonden als borg voor de verplichtingen van 3L onder de koopovereenkomst.
Met betrekking tot de koopsom is tussen partijen afgesproken dat 70%, te weten
€ 5.157.537,= direct bij de overdracht van de aandelen zou worden betaald en 30%, te weten € 2.210.373,= middels een ‘Vendor loan’, waarbij de verkopers aan de kopers een lening hebben verstrekt met een rentepercentage van 2% die in drie jaar moet worden terugbetaald. Deze lening is vastgelegd in een notariële akte.
2.3.
Kopers hebben € 5.157.537,= aan de verkopers betaald en de aandelen zijn aan kopers geleverd. Volgens afspraak zijn de aandelen geleverd aan en betaald door V8, die de aan 3L toekomende aandelen later zal doorleveren aan 3L.
2.4.
Ter zekerheid van de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst en notariële akte van lening, zijn partijen overeengekomen dat kopers een pandrecht zullen vestigen op een deel van de aandelen.
In artikel 3.1 van de koopovereenkomst is daarover onder meer het volgende opgenomen:
‘Ter uitvoering van artikel 1 van deze Overeenkomst en conform artikel 20 van de Wet Giraal Effectenverkeer (hetgeen voorgaat boven artikel 2:86c jo. artikel 2:89 BW) zullen Business, Phase Two en Robell (gedaagden/verkopers, vzr.) een eerste pandrecht voorbehouden (oftewel een pandrecht gevestigd door Value8 ten behoeve van Business, Phase Two en Robell), steeds op 750.000 van respectievelijk de Business Aandelen, Phase Two Aandelen en de Robell Aandelen (Verpande Aandelen), welk eerste rangs pandrecht op de Verpande Aandelen zal worden aanvaard door Value8 op het moment van de levering van de Verpande Aandelen (Voorbehouden Pandrecht), en bij doorlevering door Value8 aan 3L van de haar toekomende Verpande Aandelen door 3L worden gerespecteerd.
De vestiging van het Voorbehouden Pandrecht wordt geëffectueerd en zal geschieden door de vestiging van een pandrecht op een aandeel in het verzameldepot van Value8 ten behoeve van Business, Phase Two en Robell door bijschrijving van het Voorbehouden Pandrecht ten name van Business, Phase Two en Robell in de administratie van de intermediair van Value8 (derhalve via het girale systeem van de Wet Giraal Effectenverkeer). Voor zover nodig verklaren Business, Phase Two en Robell dat zij beschikkingsbevoegd zijn tot het hen toekomende Voorbehouden Pandrecht en dat zij instemmen met en hun medewerking verlenen aan doorlevering door Value8 aan 3L van de aan 3L toekomende Verpande Aandelen.
Value8 en 3L verplichten zich de respectievelijke Verpande Aandelen te houden op afzonderlijke effectenrekeningen, die op naam worden gesteld van Value8 (als pandgever) en 3L (als pandgever, althans als verkrijger van Verpande Aandelen) waaronder slechts door Value8 respectievelijk 3L met voorafgaande schriftelijke toestemming van de respectievelijke pandhouder kan worden beschikt en wel afzonderlijk door de respectievelijke pandhouder ingeval van executie (of soortgelijke regeling door middel van een geblokkeerde rekening).’
In bijlage 1.3 bij de koopovereenkomst, opgesteld door de notaris, is hierover het volgende opgenomen:
‘Zodra rekeningen beschikbaar zijn:
  • i)
  • ii)
  • iii)
Voor het bewijs van die doorlevering en verpandingen zal Value8 en 3L Capital Holding B.V. de bewijzen van bijschrijving pandrecht op de specifieke rekeningen aanleveren.’
In artikel 9.1 en 9.2 van de notariële akte van geldlening staat over de verpanding van aandelen het volgende vermeld:
‘Tot zekerheid van de nakoming van de respectievelijke Verzekerde Verplichtingen en conform de Koopovereenkomst, verkrijgen respectievelijk de Leningnemer V8 en de Leningnemer 3L de desbetreffende Aandelen onder voorbehoud van een pandrecht eerste in rang (het Pandrecht) ten gunste van de respectievelijke Leninggevers en voor zover rechtens mogelijk bij voorbaat, gelijk de respectievelijke Leninggevers het Pandrecht aanvaarden.
Het Pandrecht zal worden gevestigd conform de bepalingen en voorwaarden opgenomen in de Koopovereenkomst, zoals gehecht aan de Akte (goederenrechtelijke overeenkomst van vestiging pandrecht), en gezien de vestiging van het pandrecht op het aandeel in de verzameldepots ten behoeve van de respectievelijke Leninggever door bijschrijving in zijn naam (als pandhouder) in de administratie van de intermediair van de respectievelijke Leningnemer V8 en de Leningnemer 3L (feitelijke vestigingshandeling).’
2.5.
Verder is voor zover hier van belang in artikel 3.5 van de koopovereenkomst onder meer het volgende opgenomen:
‘Value8 (en na verkrijging van Verpande Aandelen: 3L, respectievelijk) mag, zolang er sprake is van Verzekerde Verplichtingen:
(a)
geen van de Verpande Aandelen verkopen, overdragen (juridisch of economisch) of anderszins vervreemden of afstand van doen;
(…)
anders dan voor zover deze Overeenkomst dat toelaat of vereist of Business, Phase Two en Robell, voor wat betreft hun Voorbehouden Pandrecht, daarvoor voorafgaand schriftelijk hun toestemming hebben gegeven. Business, Phase Two en Robell respectievelijk geven hierbij toestemming tot (door)levering van 120.000 van de door ieder van hen aan Value8 geleverde Verpande Aandelen door Value8 aan 3L, zij het onder de opschortende voorwaarde dat het Pandrecht op de Verpande Aandelen rechtsgeldig en overeenkomstig deze Overeenkomst en binnen het girale systeem van de Wet Giraal Effectenverkeer is gevestigd. Eerst na die rechtsgeldige vestiging overeenkomstig deze Overeenkomst en binnen het girale systeem van de Wet Giraal Effectenverkeer mag Value8 (het betreffende deel van) de Verpande Aandelen leveren aan 3L.’
2.6.
Artikel 4.4. van de notariële akte van geldlening luidt als volgt:
‘Onverminderd alle andere rechten en vorderingen kan iedere Leninggever, te zijner keuze, door een mededeling aan respectievelijk de Leningnemer V8 en de Leningnemer 3L, al zijn verplichtingen uit de Akte met onmiddellijke ingang beëindigen en is de door die Leninggever verstrekte Lening vermeerderd met de daarover verschuldigde Rente zonder enige ingebrekestelling onmiddellijk opeisbaar, indien één van de volgende gevallen (een Opeisingsgrond) zich voordoet:
(…)
(f) de Leningnemer V8 of de Leningnemer 3L is tekortgeschoten in de nakoming van enige
verplichting uit hoofde van deze Akte of de Koopovereenkomst, en die tekortkoming, voorzover mogelijk, niet is hersteld binnen drie (3) werkdagen na het intreden daarvan.’
2.7.
Na het sluiten van de koopovereenkomst en leningsovereenkomst hebben kopers in het kader van het vestigen van het pandrecht getracht bij de Rabobank geblokkeerde effectenrekeningen te openen, waarbij de deblokkade alleen zou kunnen geschieden door verkopers. Op 16 juni 2021 heeft de Rabobank laten weten dat een dergelijke constructie door haar niet wordt gefaciliteerd.
Vervolgens hebben kopers zich gewend tot BinckBank met het verzoek om dergelijke geblokkeerde effenrekeningen te openen. Ten tijde van de zitting had de BinckBank op het verzoek van kopers nog niet positief beslist.
2.8.
Op 3 juni 2021 heeft [eiser 3] melding gedaan aan de AFM van de indirecte verkrijging (via 3L) van een belang in Novisource ter grootte van het door 3L op grond van de Koopovereenkomst via V8 van verkopers te verkrijgen belang.
2.9.
Bij exploten van 14 juni 2021 hebben verkopers de notariële akte van geldlening aan kopers laten betekenen. Bij brief van hun advocaat van dezelfde datum hebben zij de geldlening op grond van artikel 4.4 sub (f) van de notariële akte van geldlening onmiddellijk opgeëist. Zij hebben zich daarbij op het standpunt gesteld dat V8 en 3L zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en geldleningsovereenkomst omdat:
  • zij in strijd met artikel 3 van de koopovereenkomst en bijlage 1.3 bij de koopovereenkomst geen pandrecht hebben gevestigd; en
  • V8 in strijd met artikel 3.5 aanhef en sub (a) van de koopovereenkomst en het slot daarvan reeds op 3 juni 2021 een deel van de aandelen heeft overgedragen aan 3L.
2.10.
Bij brief van 16 juni 2021 van hun advocaat hebben kopers, kort gezegd, betwist dat zij zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. Zij hebben daarbij te kennen gegeven dat alle partijen ten tijde van het sluiten van de leningsovereenkomst wisten dat het openen van de effectenrekeningen bij een externe partij enige tijd zou duren en dat zij er mee bezig waren. Zij hebben verkopers aangeboden hun op de hoogte te houden van de voortgang van het openen van de geblokkeerde rekeningen. Voorts hebben ze aangegeven dat de melding aan de AFM van de verkrijging van het belang niet betekent dat de aandelen al door V8 aan 3L zijn overgedragen, maar slechts dat 3L gehouden was tot melding vanwege het economisch recht op de aandelen dat de Koopovereenkomst aan 3L geeft.
2.11.
Op 17 juni 2021 hebben verkopers ten laste van V8 en 3L executoriaal beslag laten leggen onder de Rabobank en de BinckBank. Het beslag trof aanvankelijk een totaal bedrag aan aandelenposities van ongeveer
€ 60 miljoen, waarvan ongeveer € 50 miljoen bij de BinckBank en ongeveer € 10 miljoen bij Rabobank. Het beslag onder de BinckBank is inmiddels opgeheven.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen samengevat:
I. gedaagden hoofdelijk te veroordelen de aangevangen executie (van de notariële akte) te staken en gestaakt te houden;
II. het beslag op te heffen, dan wel gedaagden hoofdelijk en op straffe van een dwangsom te veroordelen tot opheffing van het beslag;
III. gedaagden hoofdelijk en op straffe van een dwangsom te veroordelen zich te onthouden van het leggen van andere beslagen die verband (kunnen) houden met het onderhavige geschil;
IV. gedaagden -en alle bij deze vennootschappen betrokken personen- hoofdelijk en op straffe van een dwangsom te veroordelen zich te onthouden van het jegens derden uitlaten over feiten en omstandigheden die verband houden met het beslag;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten en beslagkosten.
3.2.
Eisers hebben daartoe gesteld, kort gezegd, dat er geen grond voor executie bestaat en dus ook geen grond voor het gelegde beslag omdat V8 en 3L niet zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en de notariële akte van geldlening. Partijen wisten ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten dat het openen van de geblokkeerde effectenrekening door een bank voor het vestigen van het pandrecht enige tijd zou kosten. Daarover is expliciet gesproken, hetgeen is vastgelegd in geluidsopnames. Voor het vestigen van het pandrecht is ook geen termijn overeengekomen. Er bestaat ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat eisers het pandrecht niet gaan vestigen. Eisers hebben zich hiertoe terstond na het sluiten van de overeenkomsten ingespannen. Op aanraden van de partijnotaris van verkopers hebben zij eerst contact opgenomen met de Rabobank voor het openen van de geblokkeerde effectenrekeningen. Nadat de Rabobank te kennen had gegeven in de gewenste contructie niet te kunnen voorzien hebben eisers zich gewend tot de BinckBank. De aanvraag is daar nog in behandeling maar eisers verwachten dat de BinckBank op korte termijn positief zal beslissen op hun aanvraag en de geblokkeerde effectenrekeningen zal openen. Eisers hebben er geen enkel belang bij om het pandrecht niet te vestigen, maar zijn afhankelijk van de medewerking van de BinckBank, dan wel een andere intermediair.
Eisers betwisten verder, met verwijzing naar de als productie 19 in het geding gebrachte overzichten van het account van V8 bij de Rabobank en de BickBank dat V8 aandelen aan 3L heeft overgedragen. Van een tekortkoming op dit punt is dan ook evenmin sprake. Dit betekent dat er geen tekortkoming en daarmee ook geen opeisingsgrond van de lening bestaat, waarmee ook de grond voor het beslag vervalt. Bovendien handelen gedaagden volgens eisers disproportioneel, door zonder aankondiging, aanleiding en grondslag direct de volledige lening van € 2,2 miljoen op te eisen en enkele dagen later beslag te leggen op € 60 miljoen (inmiddels € 10 miljoen). Door het handelen van gedaagden loopt bovendien de reputatie en daarmee de waarde van het beursgenoteerde V8 ernstig gevaar. Het lijkt het erop dat gedaagden hebben gezocht naar een mogelijkheid om de restant koopsom die pas over drie jaar hoeft te worden betaald reeds nu betaald te krijgen, terwijl er geen enkele reden is om te veronderstellen dat zij hun geld over drie jaar niet krijgen. In dit verband hebben eisers verklaard dat de financiële positie van V8 en 3L goed is. V8 beschikte eind 2020 over een eigen vermogen van € 78,3 miljoen, een positieve netto kaspositie en een solvabliteit van 95%. Ten aanzien van 3L geldt dat zij iets meer dan 4 miljoen aandelen V8 houdt die een waarde vertegenwoordigen van ongeveer € 25,6 miljoen, aldus eisers.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij stellen zich op het standpunt dat V8 en 3L weldegelijk zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en de notariële akte van lening en dat die tekortkomingen een opeisingsgrond opleveren.
Gedaagden wilden aanvankelijk niet akkoord gaan met een ‘vendor loan’ voor een gedeelte van de koopsom, maar de verplichting van V8 een pandrecht te vestigen heeft hen over de streep getrokken. Het was uitdrukkelijk de bedoeling dat de lening met een pandrecht verzekerd zou zijn, waarbij de levering en het vestigen van het pandrecht zoveel mogelijk in één en dezelfde juridische seconde zouden plaatsvinden. Het pandrecht is nu, anderhalve maand later, nog steeds niet gevestigd.
Omdat het eisers niet lukte om de vestiging van het voorbehouden pandrecht vóór levering van de aandelen te laten plaatsvinden zijn gedaagden ermee akkoord gegaan dat de aandelen zouden worden overgeboekt naar een niet-afzonderlijke effectenrekening en dat de verpanding niet gelijktijdig bij levering zou plaatsvinden. Dat is volgens gedaagden ook niet het probleem, maar wel dat eisers vervolgens niet zijn overgegaan tot het vestigen van het pandrecht en het openen van de afzonderlijke effectenrekeningen. Dat eisers voor het openen van de effectenrekeningen afhankelijk zijn van de bank kan zo zijn, maar kan niet voor risico van gedaagden komen. Bovendien staat het openen van die effectenrekeningen los van de verplichting tot het vestigen van het voorbehouden pandrecht door bijschrijving daarvan in de administratie van de intermediair van V8.
Daarnaast hebben gedaagden via het meldingenregister bij de AFM vernomen dat 3L reeds op 3 juni 2021 een reëel belang in Novisource heeft verkregen. Dat betekent dat 3L ook daadwerkelijk over de aandelen beschikt. Blijkens de melding gaat het om 1.155.000 aandelen in Novisource, exact het aantal aandelen dat V8 zou doorleveren aan 3L op het moment dat het voorbehouden pandrecht zou zijn gevestigd. Eisers hebben dus ook het tussen partijen overeengekomen vervreemdingsverbod geschonden.
De tekortkomingen maken dat de lening zonder ingebrekestelling opeisbaar is geworden. Het feit dat partijen in de overeenkomsten geen termijn voor het vestigen van het pandrecht zijn overeengekomen maakt dat niet anders, omdat het de bedoeling was dat de vestiging van het pandrecht terstond na levering van de aandelen zou plaatsvinden. Voor zover aan V8 een redelijke termijn had moeten worden gegund, heeft V8 die feitelijk gehad omdat tussen ondertekening van de koopovereenkomst en de opeisingsbrief twaalf dagen zaten en tussen de opeisingsbrief en de beslaglegging nog eens twee dagen. Daarnaast zit tussen de beslaglegging en de dagvaarding nog eens tien dagen en is er op de dag van de zitting nog steeds geen pandrecht gevestigd. Eisers proberen met door [eiser 3] heimelijk opgenomen gesprekken te bewijzen dat het voor beide partijen aanvaardbaar was dat eerst de geblokkeerde effectenrekeningen zouden worden geopend en daarna het pandrecht zou worden gevestigd. Dat is heel kwalijk maar bovendien volgens gedaagden onjuist.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst is de vraag of gedaagden tot tenuitvoerlegging van de leningsovereenkomst konden overgaan. Daarvoor is in vereist dat er sprake is van een opeisingsgrond, in de zin van artikel 4.4 onder f van de leningsovereenkomst, omdat gedaagden zich op die grond beroepen. Volgens gedaagden is dat het geval omdat V8 en 3L zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en leningsovereenkomst. Het zou daarbij kort gezegd gaan om de verplichting een pandrecht te vestigen ter zekerheid van de terugbetaling van de lening van € 2,2 miljoen en het verbod aan V8 om, zolang er geen pandrecht is gevestigd, aandelen door te leveren aan 3L.
Vestigen pandrecht
4.2.
Vaststaat dat er door de kopers een pandrecht gevestigd moet worden conform de bepalingen en voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.1 van de koopovereenkomst en dat dit nog niet is gebeurd. De vraag is of dit een tekortkoming oplevert die maakt dat de lening, die over drie jaar terugbetaald dient te worden, direct opeisbaar is. Partijen verschillen daarover van mening en geven in dit verband ieder een eigen uitleg aan artikel 3.1 van de koopovereenkomst.
Bij de uitleg van overeenkomsten geldt dat, ook indien groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat is niet zonder meer anders waar het een overeenkomst tussen twee professionele partijen betreft, die zich hebben laten bijstaan door externe, ter zake kundige juridische adviseurs.
4.3.
Volgens gedaagden volgt uit artikel 3.1 van de koopovereenkomst dat eisers terstond na levering van de aandelen tot het vestigen van het pandrecht zouden overgaan. Dit diende te geschieden door allereerst bijschrijving ten name van de verkopers in de administratie van de intermediair van V8. Later is daar op advies van de notaris de verplichting bijgekomen dat de door bijschrijving verpande aandelen zouden worden gehouden op door V8 te openen afzonderlijke effectenrekeningen, waarover V8 slechts met voorafgaande toestemming van de verkopers (als pandhouders) zou kunnen beschikken. Volgens gedaagden hadden eisers dus in ieder geval al meteen voor de bijschrijving kunnen zorgen.
Volgens eisers is tussen partijen overeengekomen dat V8 geblokkeerde effectenrekeningen zou laten openen waarop de te verpanden aandelen zouden worden overgeboekt en dat vervolgens het pandrecht zou worden gevestigd. Zij betwisten dat partijen zijn overeengekomen dat het pandrecht alvast zou worden geëffectueerd voordat de afzonderlijke geblokkeerde effectenrekeningen zijn geopend. Volgens eisers is dat ook niet uitvoerbaar omdat het om aandelen in het kapitaal van een beursvennootschap (Novisource) gaat waarbij sprake is van een steeds wisselend effectendepot. Het is volgens eisers nu juist daarom dat partijen zijn overeengekomen dat eerst afzonderlijke effectenrekeningen zouden worden geopend en dat daarna het pandrecht zou worden gevestigd. Gedaagden wisten bovendien dat het openen van de afzonderlijke effectenrekeningen niet meteen zou kunnen worden gerealiseerd en dat er een periode zou ontstaan waarin van verpanding geen sprake zou zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eisers verwezen naar transcripten van een deel van op 31 mei 2021 tussen [eiser 3] en de notaris en [eiser 3] en de advocaat van gedaagden gevoerde telefoongesprekken.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben eisers voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen partijen is overeengekomen dat voor het vestigen van het pandrecht eerst afzonderlijke effectenrekeningen zouden worden geopend waarop de te verpanden aandelen zouden worden gehouden en dat daarna het pandrecht zou worden gevestigd. Ook hebben eisers voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor partijen duidelijk was dat deze constructie niet eenvoudig was te realiseren en dat gedaagden ervan op de hoogte waren dat dit zou kunnen betekenen dat er een periode zou zijn waarin geen sprake is van verpanding. Verder is ook aannemelijk geworden dat eisers zich reeds voor het sluiten van de koopovereenkomst en leningsovereenkomst hebben ingespannen om de afzonderlijke effectenrekeningen te openen bij één van hun banken, de Rabobank of de BinckBank. Geenszins is gebleken dat eisers achterover hebben geleund om de vestiging van het pandrecht te frustreren, hetgeen gedaagden suggereren. Zij zijn nu eenmaal voor het openen van de afzonderlijke effectenrekeningen afhankelijk van de medewerking van de bank. Dat het allemaal langer duurt dan waarvan partijen aanvankelijk uitgingen kan eisers niet worden verweten. Bovendien is aan de verplichting tot het vestigen van het pandrecht geen termijn verbonden. De Rabobank heeft op 16 juni 2021 laten weten de door partijen gewenste constructie niet te faciliteren en de BinckBank was op het moment van de zitting nog doende om de aanvraag van eisers te beoordelen.
Tijdens de zitting is telefonisch contact opgenomen met [naam 6] van de BinckBank met de vraag wanneer een beslissing wordt verwacht. Hij heeft daarop geantwoord dat bij een positief advies door het management en geen verdere bijzondere omstandigheden zoals ziekte, de effectenrekeningen op 15 of 16 juli 2021 kunnen worden geopend. Of dit uiteindelijk is gehaald is de voorzieningenrechter niet bekend. Wat daar ook van zij, ter beoordeling is of er op het moment van het opeisen van de lening een tekortkoming was die de opeising rechtvaardigt en naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat ten aanzien van het vestigen van het pandrecht, gelet op het voorgaande, niet het geval.
Vervreemdingsverbod
4.5.
Voorts moet worden beoordeeld of kopers in strijd hebben gehandeld met het in artikel 3.5 van de koopovereenkomst opgenomen verbod aan V8 om de uiteindelijk aan 3L toekomende aandelen aan 3L door te leveren, zolang geen pandrecht is gevestigd. Gedaagden hebben in dit verband gesteld dat V8 in strijd met dit verbod reeds op 3 juni 2021 de aandelen aan 3L heeft doorgeleverd. Zij baseren hun stelling op een melding in het AFM register. Eisers hebben echter gemotiveerd weersproken dat deze melding betekent dat de aandelen ook daadwerkelijk aan 3L zijn geleverd. Met verwijzing naar de AFM Leidraad Aandeelhouders hebben zij te kennen gegeven dat de melding is gedaan omdat daartoe de verplichting bestaat op het moment van de totstandkoming van de verbintenis en dat dit niets zegt over het moment van leveren van de aandelen. Volgens eisers staan de aandelen nog in depot bij V8. In dit verband heeft zij als productie 19 mutatieoverzichten in het geding gebracht, waaruit blijkt dat bij de BinckBank en Rabobank (met uitzondering van bijschrijving dividend op 17 juni 2021) sinds de bijschrijving van aandelen op 2 juni 2021 geen transacties hebben plaatsgevonden.
Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat kopers in strijd met het vervreemdingsverbod hebben gehandeld en op dit punt sprake is van een tekortkoming die het opeisen van de lening rechtvaardigt. Gedaagden hebben weliswaar vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de mutatieoverzichten, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen enkele aanleiding om daaraan te twijfelen. Dat (de advocaten van) eisers in de overzichten ‘geknipt en geplakt’ hebben, zoals gedaagden suggereren, blijkt nergens uit. Ook blijkt nergens uit dat de aandelen mogelijk door 3L weer zijn teruggeleverd aan V8. Dat gedaagden menen dat 3L niet verplicht was een melding aan de AFM te doen zoals zij heeft gedaan op grond van het in de Koopovereenkomst verkregen economisch belang, betekent niet dat eisers onjuist hebben gehandeld en al helemaal niet dat uit de melding – gezien de toelichting van eisers – blijkt dat het belang al is overgedragen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat kopers zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en de notariële akte van lening. Dat betekent dat er geen grond voor executie bestaat en daarmee ook geen grond voor het beslag. De voorzieningenrechter vindt het niet begrijpelijk waarom gedaagden zonder eerst te informeren naar de vorderingen ten aanzien van het vestigen van het pandrecht en zonder een verklaring te vragen voor de melding in het AFM register op 14 juni 2021 rauwelijks tot opeising van de lening zijn overgegaan om vervolgens drie dagen later al beslag te leggen. Volgens gedaagden was er reden voor grote ongerustheid omdat de lening nog onverzekerd was, maar ook die plotselinge ongerustheid kan de voorzieningenrechter niet plaatsen. In dit verband is relevant dat eisers aannemelijk hebben gemaakt geen enkel belang te hebben bij het niet vestigen van het pandrecht en dat zij aan hun verplichting ook zullen voldoen, zodra zij groen licht hebben van de bank. Ook is er geen enkele reden om te veronderstellen dat eisers niet in staat zijn om de lening, die over drie jaar moet worden terugbetaald, terug te betalen. Gedaagden hebben gesteld twijfels te hebben of V8 wel goed is voor haar geld, maar V8 is een beursgenoteerd investeringsfonds met in verhouding tot de lening omvangrijke belangen en eisers hebben verklaard dat V8 een eigen vermogen van ongeveer € 78 miljoen en uitstekende ratio’s heeft. Dat V8 nog niet beschikt over een goedgekeurde jaarrekening, zoals gedaagden hebben aangevoerd, betekent in deze omstandigheden niet dat onmiddellijke vrees voor de mogelijkheid tot terugbetaling van de lening gerechtvaardigd is. Het beslag is bovendien disproportioneel, nu voor een vordering van € 2,2 miljoen € 10 miljoen is beslagen en kopers door het beslag economische en publicitaire schade lijden.
Het belang van eisers bij schorsing van de executie weegt onder de gegeven omstandigheden zwaarder dan het belang van gedaagden bij het doorzetten van de executie.
4.7.
Gelet op al het voorgaande zal de executie van de notariële akte van geldlening op basis van de thans door gedaagden gestelde opeisingsgronden worden geschorst. Ook zal het beslag worden opgeheven.
4.8.
Een verbod om andere beslagen te leggen die verband houden of kunnen houden met het onderhavige geschil is niet toewijsbaar. Dat zou gedaagden immers de bevoegdheid ontnemen tot tenuitvoerlegging van de notariële akte van geldlening, ook als er in de toekomst wel een opeisingsgrond bestaat.
4.9.
De vordering om gedaagden op straffe van een dwangsom te veroordelen zich jegens derden niet uit te laten over feiten en omstandigheden die verband houden met het beslag is evenmin toewijsbaar. Niet gebleken is dat gedaagden zich daarover hebben uitgelaten en zij hebben in de conclusie van antwoord en ter zitting mede namens de bij deze partijen betrokken personen toegezegd dit ook in de toekomst niet te zullen doen.
4.10.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 85,81
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.768,81
4.11.
De gevorderde vergoeding van beslagkosten wordt afgewezen. Onduidelijk is om welke kosten het gaat en een spoedeisend belang ontbreekt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de executie van de notariële akte van geldlening op basis van de thans door gedaagden gestelde opeisingsgronden,
5.2.
heft op het door gedaagden ten laste van V8 en 3L op 17 juni 2021 gelegde executoriale beslag,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.768,81,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB