Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Den Haag, eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Den Haag, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 18 juni 2020, omdat zijn auto was geparkeerd op een plek waar geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond op 28 juli 2020, waarna de eiser beroep instelde.
Tijdens de zitting op 21 mei 2021 heeft de eiser verklaard dat hij dacht op eigen terrein te staan, omdat de parkeerplek niet duidelijk was aangeduid met fiscale parkeervakken. De rechtbank oordeelde echter dat volgens de Verordening Parkeerbelasting 2020 van de gemeente Amsterdam, parkeren op voor het openbaar verkeer openstaande terreinen altijd betaald moet worden, ongeacht of dit binnen of buiten parkeervakken is. De rechtbank concludeerde dat de auto van de eiser zich op een fiscale parkeerplek bevond en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter F.L. Bolkestein, in aanwezigheid van griffier I.N. van Soest. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.