ECLI:NL:RBAMS:2021:3760

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
13-110180-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis van minderjarige verdachte

In deze jeugdzaak heeft de kinderrechter/rechter-commissaris op 16 juli 2021 beslist over de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte. De verdachte was eerder op 26 april 2021 in bewaring gesteld, waarna zijn voorlopige hechtenis werd geschorst onder bepaalde voorwaarden. De officier van justitie heeft op 16 juli 2021 gevorderd om deze schorsing op te heffen, maar de rechter-commissaris heeft deze vordering afgewezen.

De rechter-commissaris oordeelde dat er geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden waren die een opheffing van de schorsing rechtvaardigden. Hoewel het DNA van de verdachte op een vuurwapen was aangetroffen, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de overval. De chatberichten die door de officier van justitie werden aangehaald, boden geen concrete aanwijzingen voor betrokkenheid bij de misdaad. Bovendien oordeelde de rechter-commissaris dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden voor een aanhouding op grond van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering.

De rechter-commissaris benadrukte dat de schorsingsvoorwaarden van toepassing blijven en dat de verdachte in vrijheid moet worden gesteld. De beslissing om de vordering tot opheffing van de schorsing af te wijzen, werd genomen door mr. H.M. Patijn, kinderrechter, optredend als rechter-commissaris.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

rechter-commissaris in strafzaken
zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-110180-21
rc-nummer : 21-004830
datum : 16 juli 2021

beslissing afwijzing vordering opheffing schorsing voorlopige hechtenis

(artikel 82 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats]
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres]
Raadsman mr. R.C. Fransen

Procedure

Op 26 april 2021 is de bewaring van de verdachte bevolen. Voorts is bij bevel van 26 april 2021 de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, met ingang van het tijdstip en onder de voorwaarden als in dat bevel staan vermeld.
De officier van justitie heeft op 16 juli 2021 gevorderd dat de rechter-commissaris de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte zal opheffen.
De verdachte is op de vordering gehoord. De raadsman is daarbij in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

Beoordeling

De rechter-commissaris is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen. Artikel 82 Sv biedt de rechter-commissaris ruimte om ook, indien er geen sprake is van overtreding van de schorsingsvoorwaarden of vluchtgevaar, de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Dit zal echter slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde zijn, zeker in het geval van minderjarige verdachten. Van dergelijke uitzonderlijke feiten en omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechter-commissaris niet gebleken. Weliswaar is het DNA van de verdachte aangetroffen op het bij de overval gebruikte vuurwapen, maar waarom dat ik dit geval ertoe moet leiden dat de schorsing wordt opgeheven, staat voor de rechter-commissaris niet vast. De door de officier van justitie aangehaalde chatberichten zijn onvoldoende concrete aanwijzingen om op grond daarvan aan te nemen dat de verdachte de medeverdachte, die het vuurwapen zou hebben gebruikt bij de overval, heeft aangestuurd.
De aanhouding op grond van artikel 84 Sv is in dit geval naar het oordeel van de rechter-commissaris niet rechtmatig. Dat artikel vindt is beginsel alleen van toepassing indien sprake is van vluchtgevaar of het niet naleven van schorsingsvoorwaarden. Op grond van de schorsingsvoorwaarden moest de verdachte zich op iedere oproep van politie en justitie melden, zodat er ook geen redelijk belang was om verdachte op het politiebureau te ontbieden en hem daar aan te houden. Immers, als hij niet op die oproep had gereageerd, had hij zijn schorsingsvoorwaarden overtreden en had alsnog een aanhouding op grond van artikel 84 Sv plaats kunnen vinden. Juist indien de officier van justitie opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis op andere gronden dan overtreding van de schorsingsvoorwaarden of vluchtgevaar wil vorderen, hetgeen slechts in uitzonderlijke gevallen zal worden toegewezen, is het van belang dat de verdachte niet eerder van zijn vrijheid wordt beroofd dan dat de rechter dit heeft kunnen toetsen.
De vordering zal daarom worden afgewezen en de verdachte dient
per omgaande in vrijheid te worden gesteld. De schorsingsvoorwaarden van het bevel d.d. 26 april 2021 blijven onverkort van toepassing.

Beslissing

De rechter-commissaris:
wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte af.
Deze beslissing is op 16 juli 2021 genomen door mr. H.M. Patijn, kinderrechter, optredend als rechter-commissaris.