In deze jeugdzaak heeft de kinderrechter/rechter-commissaris op 16 juli 2021 beslist over de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte. De verdachte was eerder op 26 april 2021 in bewaring gesteld, waarna zijn voorlopige hechtenis werd geschorst onder bepaalde voorwaarden. De officier van justitie heeft op 16 juli 2021 gevorderd om deze schorsing op te heffen, maar de rechter-commissaris heeft deze vordering afgewezen.
De rechter-commissaris oordeelde dat er geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden waren die een opheffing van de schorsing rechtvaardigden. Hoewel het DNA van de verdachte op een vuurwapen was aangetroffen, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de overval. De chatberichten die door de officier van justitie werden aangehaald, boden geen concrete aanwijzingen voor betrokkenheid bij de misdaad. Bovendien oordeelde de rechter-commissaris dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden voor een aanhouding op grond van artikel 84 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechter-commissaris benadrukte dat de schorsingsvoorwaarden van toepassing blijven en dat de verdachte in vrijheid moet worden gesteld. De beslissing om de vordering tot opheffing van de schorsing af te wijzen, werd genomen door mr. H.M. Patijn, kinderrechter, optredend als rechter-commissaris.